twijfeld eerst de verzachting en naderhand de
opheffing, van de maatregelen tot beperking
van de kredietverlening. Na maart 1967 was
het gelukkig niet meer nodig elke maand brie
ven uit te sturen naar onze plaatselijke banken
om hun mee te delen of zij al dan niet binnen
de door de Nederlandsche Bank gestelde
grenzen waren gebleven met hun kredietverle
ning en om hun te zeggen wat de consequen
ties van een overschrijding zouden zijn.
Na de opheffing van de kredietbeperking heb
ben de banken hun kredietverlening sterk uit
gebreid. Dit duidt erop dat belangrijke groe
pen kredietvragers in de daaraan voorafgaan
de periode van kredietbeperking niet aan hun
trekken waren gekomen. In onze organisatie
kwam de verstrekking van nieuwe leningen op
een aanzienlijk hoger niveau dan in het voor
gaande jaar. Wanneer wij de nieuwe verstrek
kingen van de kredietverlenende instellingen
van onze organisatie samen nemen, dat zijn
dus de verstrekkingen allereerst van de plaat
selijke banken en vervolgens van onze hypo
theekbank en van de centrale bank, dan ko
men wij op een totaal bedrag van 720 miljoen,
te vergelijken met 602 miljoen in het voor
gaande jaar. De toeneming kwam vrijwel ge
heel in de maanden augustus tot en met de
cember tot stand.
De oorzaken van de grote kredietvraag moe
ten wij niet in de landbouw zoeken. In de
agrarische sector nam de kredietvraag zelfs
iets af. In totaal nam de agrarische sector
bij onze organisatie nieuwe leningen op tot
een bedrag van 297 miljoen, tegen een be
drag van f 308 miljoen in het voorgaande jaar.
In deze indeling zijn personen die de land
bouw als nevenbedrijf uitoefenen niet tot de
agrarische sector gerekend. Indien wij de
agrarische sector nader onderverdelen, zien
wij dat de tuinbouw duidelijk minder heeft op
genomen dan in het voorgaande jaar, en dat
ook de landbouwcoöperaties een veel gerin
gere vraag naar vaste leningen hebben uitge
oefend. Al te veel belang mogen wij aan de
laatste daling echter niet hechten, omdat de
oorzaken vrijwel geheel van incidentele aard
zijn en met name betrekking hebben op een
tijdelijke verschuiving naar krediet in rekening
courant. Uit een en ander volgt, dat de land
bouw in engere zin, voornamelijk het gemeng
de bedrijf, de akkerbouw en de veehouderij,
meer geld heeft opgenomen dan in het voor
gaande jaar. Vooral voor de mesterij en de
verdere veredeling is in het achter ons lig
gende jaar veel krediet opgenomen.
De belangrijkste factor in de stijging van de
kredietvraag was gelegen in de woningbouw
van particulieren, die in de tweede helft van
1967 en ook weer in de eerste maanden van
1968 een sterke stimulans ondervond van
diverse regeringsmaatregelen. Binnen het ge
heel van de woningbouw ziet men een duide
lijke verschuiving van de woningwetwoningen
naar particuliere woningen. De gevolgen daar
van zijn aan de boerenleenbanken bepaald
niet ongemerkt voorbijgegaan. Vrijwel alle be
volkingsgroepen vinden thans de weg naar de
boerenleenbank voor woningfinanciering. Tel
len wij alle voorschotverstrekkingen in 1967
bij elkaar, dus zowel die aan werknemers
als die aan zelfstandigen, dan blijkt dat van het
totaal 36 procent bestemd was voor woning
financiering.
Een verheugend verschijnsel is de sterke aan
was van de spaargelden geweest. Het hele
jaar door hebben de maandelijkse spaarover
schotten hoger gelegen, dikwijls aanzienlijk
256