hebben in hun eigen uitleenbeleid en ander zijds een zodanig beleid voeren, dat een vol doende liquiditeit van de landbouwkrediet organisatie als geheel gewaarborgd is. In dat licht behoef ik slechts te herinneren aan de nieuwe liquiditeitsregeling ter uitvoering van het thans geldende artikel 7 van het huishou delijk reglement. Zoals ook tijdens de voor jaarsbijeenkomsten is gebleken, houdt de nieuwe regeling naar aller mening een duide lijke verbetering in ten opzichte van de vroe gere. Ook in dit opzicht zijn tussen de boeren leenbanken en de centrale bank duidelijker verhoudingen geschapen. De maandelijkse be richten aan de plaatselijke banken over hun liquiditeitspositie met het oog op de moge lijkheid van beleggingsuitzettingen nemen daarbij een belangrijke plaats in. Nog een derde punt zou ik willen noemen, waarin de beslissing van de raad van beheer doorslaggevend is. Ik bedoel de mate waarin boerenleenbanken financiële bijstand van de centrale bank kunnen ontvangen ter overbrug ging van tijdelijke ontwikkelingsmoeilijkheden. Het ontwikkelingsbeleid is meer en meer een bestendig element geworden in het beheer van de centrale bank. De boerenleenbanken moe ten hun functie kunnen waarnemen, ook bij een toenemende concurrentie. Om dat te kunnen doen moeten hoge eisen worden ge steld aan het bankgebouw en de bedrijfsin richting en moet voldoende deskundig perso neel aanwezig zijn. In sommige gevallen kun nen niet alle boerenleenbanken gedurende een bepaalde ontwikkelingsperiode uit eigen kracht aan deze voorwaarden voldoen. Het behoort tot de taak van de centrale bank om niet alleen met raad maar ook metterdaad bijstand te verlenen, ook financieel, om deze boerenleenbanken nieuwe kansen te geven voor verdere ontplooiing uit eigen kracht. Uiteraard staat daarbij voorop, dat de boeren leenbanken, om daarvoor in aanmerking te ko men, zelf een efficiënt beheer moeten voeren. In tweedracht sterk Ook voor de boerenleenbanken bestaat het vraagstuk van de schaalvergroting. Bij een al te beperkte omvang en opzet van het bedrijf kunnen zij niet de service bieden waaraan hun cliënten behoefte hebben. Schaalvergroting kan worden bereikt door fusie van te klein gebleken bedrijfseenheden; zij kan voorts worden bereikt door uitbouw en reorganisatie van het hoofdkantoor van de boerenleenbank en tenslotte door het stichten van bijkantoren. Op al deze terreinen zijn - ik constateer het met genoegen - centrale bank en boerenleen banken actief. Het jaarverslag vermeldt dan ook de stichting, de nieuwbouw en verbouw van 82 hoofdkantoren en van 61 bijkantoren. Ook verleden jaar heb ik de problematiek van de schaalvergroting reeds besproken. Ik heb toen ook gesproken over nauwere samenwer king tussen de twee in ons land bestaande landbouwkredietorganisaties, in het bijzonder met het oog op het vestigingsbeleid. Daarover heeft tegen het einde van het verslagjaar een oriënterende bespreking plaatsgevonden tus sen de beheersorganen van de beide centrale landbouwkredietbanken. Deze bespreking was voorbereid met een schrijven onzerzijds, waar in verschillende mogelijkheden voor meer of minder vergaande samenwerking waren be handeld. Als conclusie van dit beraad is een permanente commissie van overleg over vesti gingsvraagstukken in het leven geroepen, die 252

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 14