NIEUWS gen die nodig zullen zijn voor het voeren van een interventiepolitiek, en wil men het aantal bedrijven door structuurveranderingen enigs zins terugbrengen, waardoor de produktie per persoon - en daarmee het inkomensniveau - in de landbouw ondanks praktisch gelijkblij vende prijzen, zal kunnen stijgen en aldus ge lijke tred zal kunnen houden met de inkomens ontwikkeling in andere sectoren. De boerenorganisaties weten even goed als Brussel, dat met voortdurende verhogingen van de prijzen, en vooral de interventieprijzen, de landbouw op den duur niet geholpen is, maar men ziet niet in, hoe op korte termijn een zo ingrijpende sanering, want daar komt het toch op neer, tot stand zou moeten komen. Daarom zien zij in prijsverhogingen de enige uitweg. Dat de prijsstijgingen niet ten eeuwi gen dage door kunnen gaan wordt duidelijk als men de kosten voor het voeren van het landbouwbeleid gaat bekijken Hoelang zal de overheid in staat zijn en bereid blijven deze hoge prijs voor de landbouw te betalen? Ove rigens worden hierdoor de doelstellingen van het verdrag van Rome maar ten dele gereali seerd. Het inkomen van de boer mag dan voorlopig redelijk zijn, de kosten van levens behoeften worden erg hoog, door prijsstijgin gen en belastingen die moeten worden be taald voor afzet van landbouwoverschotten. Na het bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat structuurveranderingen in een versneld tempo moeten plaatsvinden. Of de afvloeiing zo snel werkelijkheid kan worden als dr. Mansholt zich voorstelt, is twijfelachtig. Allereerst zul len enorme bedragen nodig zijn om de boeren bedrijven om te schakelen en om de landbou wers, die het boerenbedrijf vaarwel zeggen, op verantwoorde wijze te begeleiden in het zoeken naar een andere werkkring. Gezien de situatie op de arbeidsmarkt is dit laatste op het moment heel erg moeilijk. De Europese zuivelmarkt Begin maart 1968 zijn de ministers van Land bouw van de EEG-landen bij elkaar gekomen om voorstellen te bespreken van de EEG-com- missie. Deze voorstellen behelzen in het kort een plan om te komen tot een gemeenschap pelijke markt voor zuivelprodukten en voor rundveevlees, die op 1 april 1968 zou moeten ingaan. Het voorstel van de Europese com missie om het melk- en boteroverschot in de gemeenschap tegen te gaan door een verla ging van de richtprijs voor melk, vond bij de ministers geen instemming. Besloten werd om, in afwachting van officieel advies van het Euro pese Parlement, de richtprijs voor melk voor lopig op het in 1966 vastgestelde niveau te laten, namelijk op 39 pfennig per kilogram. Verder vonden er discussies plaats over een mogelijke verlaging van de interventieprijs voor boter van f 6,34 per kilogram tot 6,12 per kilogram, waar Nederland en Duitsland 231

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 61