oorzaak in een guldenstrekking van Ameri kaanse zijde ter grootte van ongeveer 350 mil joen gulden, welke trekking voorlopig door de staat uit eigen middelen werd gefinancierd. Dientengevolge zagen wij de deviezenvoor raad met een ongeveer gelijk bedrag vermin deren: het bedrag van de door de staat hier voor benodigde dollars. Op 15 maart sloeg de stemming volledig om. Door het rijk werd op die dag - volgens het gebruikelijke patroon - aan de gemeenten en provincies de nodige middelen verschaft. Deze uitkering beliep deze maal naar schatting on geveer 300 miljoen gulden. Daarnaast kwam ook nog voor bijna 50 miljoen gulden aan bank papier bij de banken terug, waarna de ultimo- uitzetting weer nagenoeg ongedaan was ge maakt. In enkele dagen tijds werd de officiële daggeldrente, die op 11 maart nog op 41/2 pro cent stond, teruggebracht tot zelfs 1 1/2 procent op 15 maart. Dit tarief hadden we al lange tijd - officieel althans - niet meer meegemaakt. Wij moeten voor een dermate lage notering teruggaan tot 16 juni 1964. Na die tijd hebben we wel vaker meegemaakt dat daggeld - zelfs zonder enig resultaat - tegen een rentever goeding van 1 procent of zelfs nog minder werd aangeboden. De 'bankcommissie' zag echter sedert die datum geen aanleiding meer om de officiële prijs naar beneden aan de behoeften aan te passen. Aangezien men verwachtte dat deze enorme verruiming geen al te lang leven beschoren zou zijn, was er bij de banken weinig interesse Overzicht van de voornaamste posten van de weekstaten van de Nederlandsche Bank 26/2 4/3 11/3 18/3 25/3 Goud 6042 6042 6042 6042 6042 Deviezen 1736 1766 1416 1403 1505 Goud en deviezen 7778 7808 7458 7445 7547 Portefeuille 932 932 919 1027 1027 Voorschotten 19 196 141 13 15 Banken 40 24 19 268 257 Andere ingezetenen 36 58 56 200 47 Schatkist 475 575 385 237 230 Bankbiljetten in omloop 8063 8160 7938 7892 7988 225

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 55