vermeden door de boer op zijn investeringen, indien en voor zover die in enig jaar de 20.000 gulden te boven gaan, een extra-restitutie van de betaalde omzetbelasting te geven. Ook wordt door het Landbouwschap bezwaar aangetekend tegen het feit, dat de landbouwer in de landbouwregeling niet als ondernemer wordt aangemerkt. Dit brengt onder meer met zich mee dat de agrariër die zijn produkt zelf exporteert, geen restitutie van de betaalde om zetbelasting kan verkrijgen. Ook kan hij geen aanspraak maken op teruggave van de in zijn voorraden verwerkte omzetbelasting. Het Landbouwschap dringt er op aan, evenals dat - zo meende zij te weten - in de derde Euro pese richtlijn zal worden voorgesteld, de agra riër als ondernemer te handhaven. Ook voert het Landbouwschap de discriminatie tussen de betaalde burenhulp en de werktuigencoöpe raties en de loonwerkers als bezwaar aan, terwijl zij er tevens op wijst dat de dienstver lening door fok- en controleverenigingen, ver enigingen voor kunstmatige inseminatie, en verenigingen voor bedrijfsverzorgingsdiensten in de landbouw een onmiddellijk onderdeel van de landbouw vormen en als zodanig zeker on der het verlaagde tarief zouden mogen vallen. Het Landbouwschap dringt er verder op aan dat de regering voor wat betreft de samen stelling van de lijst van goederen, die voor het gereduceerde tarief in aanmerking komen, aansluiting zal zoeken bij de lijst van de derde richtlijn van de Europese Commissie. Voor het gereduceerde tarief komen in aanmerking de goederen uit de zogenaamde tabel I, die uit sociale overwegingen een verlaagd tarief heb ben omdat zij tot de eerste levensbehoeften behoren. De lijst van de EEG-Commissie wijkt nogal af van deze lijst, onder andere door het feit dat in Nederland bepaalde produkten aan de lijst zijn toegevoegd (onder andere meststoffen, vervoer, enzovoort) om het forfaitaire per centage van de voordruk voor de landbouw op gemiddeld 4 procent te brengen. Wel zijn in tabel I van de EEG-lijst de sierteeltpro- dukten opgenomen. Aangezien in januari 1970 de EEG-richtlijnen van kracht moeten zijn in de lidstaten, verdient het aanbeveling de BTW- regeling hierop zoveel mogelijk af te stemmen, althans wanneer men wil voorkomen dat bin nen een jaar de wet weer gewijzigd moet worden. Verder vraagt het Landbouwschap zich af of de landbouwer, die naast de inkomsten uit de met een verlaagd tarief belaste goederen meer neveninkomsten heeft dan 10.000 gulden, waardoor de toepassing van de forfaitaire hef fing vervalt, niet kan overgaan tot de splitsing in twee bedrijven. Vervolgens oordeelt het Landbouwschap het niet rechtvaardig dat de landbouwer die de normale heffing prefereert, niet in aanmerking komt voor de kleine onder nemersregeling. In overeenstemming met de Duitse voorne mens zou het Landbouwschap de termijn van vijf jaar, bij wijze van overgangsregeling, tot drie jaar willen terugbrengen. Ook protesteert het Landbouwschap tegen het feit dat in het wetsontwerp een mogelijk heid is opengelaten, die de minister in staat stelt de aftrek op de investeringen geheel of gedeeltelijk te laten vervallen uit conjunctu rele overwegingen. Tenslotte spreekt het Landbouwschap zijn waardering uit voor de vrijstelling van het re gistratierecht voor het landbouwbedrijf, alhoe wel ook hier nog enige wensen zijn. Zonen, 215

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 45