betalen en kan normaal als voorbelasting on
der andere ook het forfaitaire tarief van de
landbouwsector aftrekken. Al deze facetten
hebben een rol gespeeld bij het opzetten van
een speciale regeling voor de landbouw. Ook
is de landbouwregeling gebaseerd op de ge
dachte, dat de landbouw buiten de heffings
techniek kan blijven wanneer de voorbelasting
ongeveer gelijk is aan de omzetbelastingdruk
die op de landbouwprodukten rust, zodat per
saldo dus niets betaald hoeft te worden. Men
is er van uitgegaan, dat de gemiddeld te beta
len belasting ongeveer gelijk zal zijn aan de
door de voorafgaande fasen in rekening ge
brachte omzetbelasting op bijvoorbeeld machi
nerieën, kunstmest enzovoort. In de memorie
van toelichting zegt de regering, dat de voor
belasting niet veel hoger is dan de 4 procent
die voor het levensmiddelenpakket is vast
gesteld.
Door een aantal goederen in deze regeling op
te nemen, die uitsluitend door de boer zelf op
zijn bedrijf worden verwerkt (meststoffen en
ruwvoeders) kan, aldus de minister, het per
centage zelfs geheel tot 4 procent worden
teruggebracht. Het resultaat van deze regeling
is dus eigenlijk, dat de landbouwprodukten
met 4 procent worden belast - zonder dat men
er een extra percentage bij krijgt. Door de
minister wordt, naar wij dachten ten onrechte,
steeds naar voren gebracht, dat er een relatie
zou moeten bestaan tussen het forfaitaire per
centage en de hoogte van het gereduceerde
tarief, om zodoende de heffing en de voordruk
tegen elkaar te laten wegvallen. Wij dachten
dat het gereduceerde tarief uit sociale over
wegingen geheel los moet worden gezien van
het heffingspercentage voor de landbouw.
Men kan zich voorstellen dat dit heffingsper
centage heus wel eens gewijzigd zal worden.
Trouwens, in de derde richtlijn van de EEG-
commissie wordt al een afwijkend percentage
genoemd. Zo belangrijk is dat ook weer niet
omdat, zoals gezegd, dit percentage - of het
nu 4 of 5 procent is - normaal door de volgen
de verwerkende of verhandelende organisatie
als voordruk kan worden afgetrokken.
Belangrijk is alleen dat de landbouw buiten de
administratieve verplichtingen, verbonden aan
de omzetbelastingheffing, kan blijven. Het zal
duidelijk zijn dat de forfaitaire regeling, waar
bij gewerkt wordt met een gemiddeld per
centage, ongunstig kan zijn voor de sterk
gemechaniseerde bedrijven, waarbij de voor
belasting natuurlijk ver uitgaat boven het ge
middelde percentage van de forfaitaire rege
ling. Deze bedrijven heeft de regering soelaas
willen bieden, door hen de mogelijkheid te
geven de fiscus te verzoeken, de landbouw
regeling niet op hen toe te passen. Is een der
gelijke keuze echter gemaakt dan zit men er
voor vijf jaar aan vast. Hoe de regering denkt
over de verschillen met de voorgeschetste
derde EEG-richtlijn in het huidige voorstel, zal
later worden behandeld. Er wordt wel eens de
indruk gewekt dat de landbouw met de forfai
taire regeling de omzetbelasting afschuift op
de volgende sector. Dit is geenszins het geval.
Deze situatie in de landbouw is dezelfde als in
alle tot de bedrijfssfeer behorende bedrijven.
Daar wordt immers eveneens geen cent om
zetbelasting betaald, omdat deze weer wordt
afgewenteld op de kopers van de produkten.
Met het opzetten van een forfaitair tarief voor
de landbouw heeft men alleen willen bereiken,
dat de landbouw niet zou worden belast met
de administratieve verplichtingen, die uit deze
wet voortvloeien, hetgeen tevens eens aan-
212