en daar
dom zullen verkrijgen, als ook voor hen die
het bedrijf in een maatschap met hun vader
uitoefenen, omdat voor deze boeren de onder
havige regeling niet zou opgaan.
Inmiddels is echter al duidelijk geworden dat
de wetgever de eis, dat het onroerend goed
moet behoren tot de onderneming van de
ouder, niet op de meest enge wijze zal uitleg
gen. Dat wil zeggen dat ook de bovengenoem
de gevallen van het registratierecht vrijgesteld
zullen worden. Wanneer men met de over
dracht niet zolang kan wachten, is het nuttig de
notaris of een accountant te raadplegen voor
een tussentijdse oplossing.
Wetsontwerp gemeentelijke belastingen
Onlangs is bij de Tweede Kamer een wets
ontwerp ingediend tot wijziging van de bepa
lingen inzake gemeentelijke en provinciale be
lastingen. Met het wetsvoorstel wordt beoogd
een aantal gemeentelijke en provinciale belas
tingen te laten vervallen en in de plaats daar
van de gemeente de mogelijkheid te geven om
onroerend goed zowel voor eigenaren als ge
bruikers te belasten.
Het is van groot belang voor de landbouw, dat
de ten behoeve van de land- en bosbouw be
drijfsmatig geëxploiteerde cultuurgronden niet
bij de voorgestelde belastingheffing zullen
worden betrokken.
Onder landbouw wordt in dit verband ook
tuinbouw en veeteelt verstaan; deze laatste
echter alleen voor het geval dat het veevoer
in hoofdzaak op hetzelfde bedrijf wordt voort
gebracht. Intussen is het nog een open vraag
of glastuinbouw ook onder de regeling zal val
len. De vrijstelling gaat echter niet zo ver dat
hieronder ook de woning, de tuin, de bedrijfs
gebouwen en het erf vallen, evenmin trouwens
als opstallen in wel vrijgestelde percelen bos.
De regering is in haar memorie van toelichting
van oordeel dat de onroerendgoedbelastin-
gen te zwaar drukken op de agrarische sector,
te meer daar de grond in de landbouw relatief
gezien zo'n grote betekenis heeft. Vooral ook
in verband met de concurrentieverhoudingen
in de EEG worden de huidige heffingen ge
voeld als bedrijfsbelasting, die niet of slechts
in geringe mate doorberekend kan worden.
De gemeenten hebben tien jaar lang de tijd
van de oude op de nieuwe belastingheffing
over te schakelen. In de nieuwe belasting
zullen grondbelasting, personele belasting,
straatbelasting, baatbelasting, bouwterreinbe
lasting en assurantiebelasting opgaan. Met het
verdwijnen van deze belastingen zullen ook de
opcenten voor de provincies verdwijnen. Na
een overgangstijd, waarin de provincies van
het rijk middelen zullen ontvangen, wordt hen
de bevoegdheid gegeven tot heffing van maxi
maal 43 opcenten op de hoofdsom van de
motorrijtuigenbelastingen. De belastingbetaler
zal van de geraamde meeropbrengst voor pro
vincie en gemeente, die 310 miljoen gulden
bedraagt per jaar, ongeveer eenderde moeten
dragen.
203