Over het prijzen verloop
Men hoeft maar een overzicht ter hand te ne
men van de kosten van levensonderhoud zoals
dat regelmatig wordt gepubliceerd door het
Centraal Bureau voor de Statistiek, om te zien
dat men eigenlijk niet kan spreken van 'het
prijsniveau' - alsof dat één enkel niveau zou
zijn en alsof de prijzen van alle artikelen in
een land tegelijk en onderling even sterk zou
den schommelen. Was dat zo, dan zou de krant
niet kunnen melden dat bijvoorbeeld de boter-
prijs, dat wil zeggen alleen de boterprijs, om
hoog zou gaan, of dat koffie duurder wordt,
of dat de huren in een aantal gemeenten wor
den 'geliberaliseerd'. Toch hoort men bijna
dagelijks dat 'het prijsniveau' voortdurend
stijgt. Kan men nu iets zeggen over de onder
linge verhouding tussen de diverse prijsstij
gingen?
Op dit punt is de genoemde rubriek van het
CBS interessant. Zij geeft uiteindelijk voor
elke maand van het jaar maar één enkel index
cijfer dat echter op een ingewikkelde manier
uit vele andere cijfers berekend wordt. De
grondslag van die cijfers is tweeërlei. Een blij
vende grondslag is een onderzoek dat in de
jaren 1959-1960 is ingesteld naar de beste
dingen van bepaalde gezinnen, en voorts be
rusten de cijfers op duizenden prijswaamemin-
gen die maandelijks voor het bureau worden
gedaan. Want elke maand geven zo'n 5.000
berichtgevers uit meer dan 30 waarnemings
plaatsen aan het CBS ongeveer 25 a 30.000
prijzen door, die betrekking hebben op meer
dan 400 artikelen.
In het bestedingsonderzoek werd nagegaan
welk aandeel de uitgaven voor de diverse goe-
derenpaketten - voeding, woning, kleding en
dergelijke - uitmaakten van de totale gezins
uitgaven. Die verhouding is bepalend voor de
betekenis die een prijsstijging van de betref
fende goederen heeft voor de totale kosten
van levensonderhoud. Zo werd vastgesteld
dat aan zuivelprodukten ongeveer 7 procent
van het totale gezinsbudget werd besteed.
Aan aardappelen, groenten en fruit ruim 6 pro
cent, aan brood, gebak en andere meelproduk-
ten zo'n 5 procent of een twintigste van het
totaal. Dit laatste betekent dat een prijsstijging
van brood met bijvoorbeeld veertig procent de
kosten van levensonderhoud met twee procent
zou verhogen. Het is duidelijk dat het aandeel
van de verschillende goederen in het totaal
der bestedingen zich in de loop van de jaren
wijzigt, onder meer tengevolge van de toe
name van de welvaart. Zo zal het aandeel van
de voeding in het totale bedrag der bestedin
gen sinds 1960 ongetwijfeld zijn gedaald, ter
wijl dat van de ontspanning - televisie, auto en
dergelijke - zal zijn gestegen. Het ligt dan ook
voor de hand dat de 'wegingsindices' die in de
jaren 1959 en 1960 zijn vastgesteld te eniger
tijd aan de hand van een nieuw onderzoek
moeten worden gecorrigeerd.
Uit de cijfers van de verschillende artikel-
197