DOLLAR
EN
GOU
DCLUB
Goud baart goud, gebrek aan goud hoofdpijn,
zei een Perzische wijze. Ofschoon deze wijze
man - wellicht een minister van Financiën al
meer dan duizend jaar geleden deze parel
voor de Perzen wierp, heeft zijn wijsheid aan
waarheid niets ingeboet. Integendeel, zij is
hoogst actueel gezien de huidige situatie op
de goudmarkt. Het land met de hoofdpijn is
in dit geval Amerika, dat zijn goudvoorraad in
de loop van 1967 zag verminderen met 1,17
miljard dollar, tweemaal zoveel als in 1966. De
speculatie in het goud kan ten dele worden
toegeschreven aan de devaluatie van het En
gelse pond sterling in november 1967. Met de
devaluatie van het pond sterling was de bui
tenste verdedigingslinie van de dollar wegge
vallen. Aangemoedigd door het Franse enthou
siasme begon men een run op de dollar, die te
vergelijken is met de uit de jaren dertig be
kende runs op de banken.
Als binnenlands betaalmiddel is het goud al
lang niet meer in zwang, wel doet het dienst
om de schulden en de vorderingen tussen de
landen onderling te vereffenen. Vooral na de
oorlog hadden de landen niet zoveel vertrou
wen in eikaars valuta, dat het goud totaal
overbodig zou zijn als dekking van de betaal
middelen.
Bretton Woods
In januari 1934 stelden de Verenigde Staten
de goudwaarde van de dollar op 35 dollar per
troy-ounce fijn goud, iets meer dan 31 gram.
In december 1944 begon in het Amerikaanse
plaatsje Bretton Woods de dollarvictorie: een
aantal landen sloot een internationale over
eenkomst waarbij een groot aantal valuta's
werden vastgesteld op een bepaalde dollar
waarde. Tevens namen de betrokken regerin
gen de plicht op zich om de vastgestelde wis
selkoers tussen de dollar en de eigen valuta
ook werkelijk te handhaven, dit om het inter
nationale geldverkeer te vereenvoudigen. Aan
gezien de Verenigde Staten economisch en
politiek gezien het machtigste land waren, een
land met ongekende rijkdommen en een krach
tige industrie, liep alles jarenlang op rolletjes.
Dollars - en de Engelse ponden - waren sleu
telvaluta's, maar vooral de keiharde dollar was
zo goed als goud.
Toch waren er ook wel zwartkijkers - of voor
zichtige mensen - die niet veel voelden voor
een wisselkoers die afhankelijk was van de
goede wil van wisselende regeringen. Men
was bang dat Engeland de dollarprijs zou ver
hogen, waardoor het pond minder waard zou
192