MISBRUIK
VAN CHEQUES
0000 - No.
A 000000
Voor een loket van een postkantoor verscheen
inmiddels al een paar jaar geleden een heer,
die te kennen gaf een kascheque te willen in
casseren. Zo doodnormaal als dit verlangen
was, zo ontoereikend was echter het saldo op
zijn rekening. Of het nu lag aan het betrouw
bare gezicht van de heer in kwestie of dat de
lokettist van de veronderstelling uitging dat
iemand zonder tegoed op zijn rekening ook
geen kascheque ter verzilvering zou aanbie
den, vermeldt de geschiedenis niet. In ieder
geval kreeg de heer 'zijn' geld. Doch zijn
vreugde was van korte duur; niet lang daarna
werd hij gepakt en bij vonnis van de rechtbank
te Rotterdam op 2 december 1965 veroordeeld.
De rechter kwam daarbij tot een conclusie die
ons enigszins gekunsteld voorkomt, maar die
bij het hedendaagse Wetboek van Strafrecht
tot een bevredigende oplossing leidt. Hij dicht
te de man namelijk toe, bij de lokettist valselijk
de voorstelling te hebben gewekt van een
rekeninghouder die over een toereikend saldo
op zijn rekening kon beschikken. De loket
beambte, door deze valse hoedanigheid om de
tuin geleid, verzilverde de kascheque. De heer
in kwestie pleegde daarmee dus oplichting,
een van de zogenaamde bedrogsdelicten.
Wat ons hierbij opvalt, is het feit dat, om straf
baar te zijn voor het incasseren van een che
que zonder voldoende financiële achtergrond,
men in staat moet zijn een aardig nummertje
toneel weg te geven. Want wat is nu de moei
lijkheid? In ons huidige Wetboek van Straf
recht staat het opzettelijk incasseren van een
NAAM VAN DE BANK
BETAAL TEGEN DEZECHEQUE AAN
ELUK Mö MTAAtrAS)
DATUM
B.Mde Vries
9 1 2 5^5675
PIAATy
MAXIMUM G ANT1E 50,
NiKT OVERDRAAGBAAR