bij een consument geïnd kan worden. Daarom
was het aan te bevelen degene die recht
streeks aan de consument levert wel te belas
ten. Vrijstelling zou verder tot concurrentie
verstoring aanleiding kunnen zijn. Wordt de
kleinhandel niet belast dan zou men immers
weer voorzieningen moeten treffen om leve
ringen aan particulieren door de fabrikant niet
te belasten. Tevens zouden bij uitschakeling
van de detailhandel de nominale tarieven des
te hoger moeten zijn (bijvoorbeeld 20 procent)
voor het ambacht en de kleine fabrikanten,
die het toch al vaak zwaar te verduren hebben.
Als verder bezwaar voor de bedrijfstak zelf
is aangevoerd, het niet kunnen verrekenen van
de betaalde omzetbelasting zowel over hun
omzet als over hun investeringen. Tevens
zal dan evenals onder het oude systeem de
voorbelasting geheel in de voorraden ver
werkt zijn, terwijl die onder het belasting over
de toegevoegde waardesysteem belastingvrij
zijn; dit heeft tot gevolg dat er meer financiële
middelen vereist zullen zijn voor de voorraden.
Dit heeft verder tot gevolg dat de omzetbe
lasting geheel of gedeeltelijk in de detailhan
del blijft 'hangen', indien het produkt niet of
niet tegen de volle prijs kan worden afgezet.
Tenslotte bestaat de kans dat de detailhandel
wordt uitgeschakeld bij leveranties aan onder
nemers omdat deze dan niet de voorbelasting
mogen aftrekken.
In het huidige wetsontwerp is, na uitvoerig
de voor- en nadelen te hebben overwogen,
evenals bij het studie-ontwerp, de detailhandel
toch betrokken in de belasting over de toege
voegde waarde.
Na overweging van de voor- en nadelen zijn
ook de middenstandsbonden, na aanvankelijk
nog al zwaar getild te hebben aan de onge
twijfeld zeer belangrijke bezwaren, tot de con
clusie gekomen dat het nu maar beter is door
te zetten. Wel vragen de middenstandsbonden
een of andere tegemoetkoming, bijvoorbeeld
bij de inkomstenbelasting of een zekere kor
ting op de af te dragen bedragen, als com
pensatie voor de vele werkzaamheden die aan
de invoering van de belasting over de toege
voegde waarde zijn verbonden.
Een verlaagd tarief zien zij als niet doelmatig
omdat dit de zaak administratief alleen maar
moeilijker zou maken.
Kleine ondernemers
Speciaal voor kleine ondernemers uit het am
bacht, de kleinhandel en de gemengde bedrij
ven zouden de administratieve eisen die de
belasting over de toegevoegde waarde stelt,
zeer zwaar drukken. De wetgever is hen daar
om in het ontwerp tot wet geheel of gedeelte
lijk tegemoet gekomen door een bijzondere
regeling voor de kleine ondernemers op te
nemen.
Deze regeling betekent dat de afdracht van
de omzetbelasting niet behoeft plaats te vin
den, indien deze de 1.200 gulden niet te boven
gaat. De betrokken ondernemers zijn dan ge
heel van administratieve verplichtingen ontsla
gen, in welk geval zij echter, uit controle-over
wegingen, de omzetbelasting niet als afzon
derlijke post op de facturen mogen vermelden.
Ook de aanspraak op belastingrestitutie ver
valt.
Om een geleidelijke invoering in de omzetbe
lastingheffing te bewerkstelligen is een glij
dende schaal ontworpen. Ondernemers die
meer dan 1.200 gulden maar minder dan 1.800
gulden verschuldigd zijn, moeten even zoveel
142