Interieur van de boerenleenbank Voerendaal, officieel geopend 12 december 1967 bedrijf aangebracht. Zo zouden de kleinhan delsdiensten, die geen directe invloed uitoefe nen op de goederenprijzen, zonder de aftrek mogelijkheid te verliezen, vrijgesteld kunnen worden. Er werd echter uitdrukkelijk bepaald dat voor goederen en diensten die aan de pro- duktieve bestemming worden onttrokken om te worden gebruikt voor privédoeleinden, geen aftrek van de betaalde belasting zou mogen worden toegestaan. Het studie-ontwerp van het ministerie van Fi nanciën ging er van uit dat de kleinhandel wel in de omzetbelastingheffing betrokken zou moeten worden. In Nederland is in verband hiermee een discussie ontstaan of de klein handel nu al of niet bij de omzetbelasting heffing betrokken moest worden. Aanvanke lijk was men in middenstandskringen weinig enthousiast over het voorstel van de regering. Als argument voor de vrijstelling werd onder andere aangevoerd, het feit dat zeer veel ondernemers geen afgifte zouden behoeven te doen, dit wil zeggen niet belast zouden worden met de administratieve verplichtingen die aan de invordering van de omzetbelasting verbonden zijn. Ook werd aangevoerd dat de lasten voor controle en administratie voor de fiscus niet opwegen tegen de baten. Hiertegenover stonden echter argumenten die pleiten voor het opnemen van de kleinhandel. Allereerst is de omzetbelasting een verbrui kersbelasting, die om technische redenen niet 141

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 31