betaalde omzetbelasting op bedrijfsmiddelen
verwerpt de SER als zijnde strijdig met de prin
cipes van de BTW. Een belangrijke minderheid
acht het voor een evenwichtige ontwikkeling
in de economie wenselijk, dat in de begin
periode een zekere temporisering van het
teruggeven van de omzetbelasting op inves
teringsgoederen plaatsvindt.
Reacties bedrijfsleven
Waarschijnlijk is geen enkel wetsontwerp met
zoveel zorg voorbereid als dat van de omzet
belasting over de toegevoegde waarde. Nadat
in een vroeger stadium het bedrijfsleven al
over het studie-ontwerp van deze wet zijn me
ningen en verlangens had kunnen laten horen,
verscheen half december in de Staatscourant
weer een verzoek aan het bedrijfsleven om
opmerkingen over het wetsontwerp kenbaar
te maken aan de vaste commissie voor Finan
ciën van de Tweede Kamer. Deze openheid
in de gang van zaken, die is toe te juichen,
is wellicht een kenmerk van een veranderende
politieke instelling. Van de mogelijkheid om
alsnog een mening over het wetsontwerp te
geven, is druk gebruik gemaakt.
De werkgeversorganisaties hebben in hun
nota en vervolgadres aan de Tweede Kamer
commissie geprotesteerd tegen de voorgeno
men overgangsregeling, waarbij de betaalde
omzetbelasting op de voorraden wel wordt
teruggegeven en die op de investeringsgoede
ren niet. Zij vragen volledige teruggave van
de betaalde omzetbelasting over de aanwezige
bedrijfsmiddelen. Deze teruggave zou de over
heid kunnen financieren uit een tijdelijke ver
hoging van het normale tarief van 12 tot 14
procent. Mocht dit niet mogelijk zijn dan kan
misschien teruggave worden gedaan van
reeds betaalde omzetbelasting over investe
ringsgoederen, die na de indiening van het
wetsontwerp worden aangeschaft.
Het financiële gevolg van dit laatste alternatief
is, dat niet 5 miljard gulden maar 2,6 miljard
gulden extra door de overheid teruggegeven
zal moeten worden; dit zou gefinancierd kun
nen worden door een verhoging van het nor
male tarief van 12 tot 12,5 procent.
Ook hadden de werkgevers veel bezwaar
tegen de geleidelijke afschaffing van de inves
teringsaftrek in de komende jaren en tegen
de egalisatiebelasting voor auto's van 15 pro
cent (die nodig is om de oude weeldebelasting
te compenseren). Beide maatregelen worden
gezien als investeringsbelastingen. Het ver
band tussen investeringsaftrek en BTW zoals
het door de regering wordt gezien, wordt te
recht kunstmatig genoemd.
De geleidelijke afschaffing van de investe
ringsaftrek zal de staat een voordeel opleve
ren van 2,8 miljard gulden, in welk bedrag, na
restitutie van de betaalde omzetbelasting op
de voorraden, nog 1,6 miljard gulden aan ver
kapte belastingverhoging schuilt, aldus de
werkgevers. In het vervolgadres aan de Kamer
worden nog een aantal andere bezwaren naar
voren gebracht, waaronder het bezwaar dat
de beperkte aftrek van de voorbelasting een
cumulatie van de omzetbelasting tot gevolg zal
hebben. Uitvoerig wordt ook geprotesteerd
tegen het feit dat de overheid de aftrek van
de voorbelasting wil gaan hanteren als een
conjunctuur-politiek instrument.
Het Verbond van de Nederlandse Groothandel
heeft naast de bovengenoemde kritiek betref
fende de aftrek verder nog het bezwaar dat in
de oude voorraden ook de omzetbelasting
138