1968 ling en realisering veel minder opvallend. Dit saldo op de betalingsbalans wordt in het Centraal Economisch Plan in een adem ge noemd met de liquiditeitsontwikkeling in het land en met de kapitaalmarkt. De oorzaak daarvan is deze, dat uitvoer leidt tot de ont vangst van betalingen vanuit het buitenland en daarmee tot een vergroting van de geld- hoeveelheid. Op overeenkomstige wijze leidt invoer tot een verkrapping op monetair gebied. Zulke liquiditeitsveranderingen zijn niet alleen van belang voor het prijsniveau maar ook voor de situatie op de kapitaalmarkt. Inzake de kapitaalmarkt verwacht het Planbu reau nagenoeg geen wijzigingen in de vraag- en aanbodverhoudingen en dus ook: geen wij ziging in de nog altijd hoge kapitaalrente. Het renteniveau is van einde 1963 tot medio 1967 gestegen van ongeveer 4 tot 6 a 7 procent. De stijging is langzaamaan niet meer toe te schrij ven aan conjuncturele factoren; zij is van meer duurzame aard. De oorzaken van de heersen de kapitaalschaarste, voor zover dat te voor zien is, zijn blijvend. Over die achtergrond zegt het Centraal Economisch Plan niet erg veel. Maar het wijst er wel op dat de besparingen in ons land voortdurend op een lager niveau liggen dan nodig is voor de financiering van de investeringen, die bij de huidige snelle vooruitgang van de welvaart noodzakelijk zijn. De problemen op dit terrein zijn bekend en zij raken zowel de overheid als het bedrijfsleven. Wat de overheid betreft moge de volgende korte opsomming voldoende zijn. Ons land voert een voortdurende strijd tegen het water, hetgeen voor de overheid tot zware lasten leidt op het gebied van bemaling en bedijking. Van daar zulke kapitaalverslindende werkzaamhe den, als het IJsselmeerproject en het Delta plan. Ons land moet kapitalen uitgeven voor de aanleg en het onderhoud van wegen, voor bruggen en viaducten, voor de bouw van wo ningen en bejaardentehuizen, de aanleg van parken en voor de voorziening in de steeds groeiende behoefte aan parkeerruimte, vooral in de grote steden. Het is in steeds mindere mate mogelijk om de daarvoor benodigde be dragen in de belastingopbrengsten te vinden. Door de overheid wordt derhalve op de kapi taalmarkt een steeds groter beroep gedaan. Daarnaast staat de kapitaalvraag van het be drijfsleven. Uit een vroeger geschrift van het Centraal Planbureau, handelend over de Ne derlandse economie in 1970, is bekend dat de groei van de bouwnijverheid tot 1970 op 6 a 7 procent per jaar wordt geraamd. Die van de industrie schat men op jaarlijks 7 procent. Het snelst verloopt het groeiproces in de in dustriële sector. Alleen voor de chemische nijverheid, die tot 1970 zal groeien met 12 pro cent per jaar, worden de benodigde jaarlijkse investeringen geschat op een miljard gulden. Van steeds grotere betekenis voor ons land, zowel voor de eigen markt als voor de uitvoer, is het aardgas van de Nederlandse Gas-Unie, die enorme bedragen heeft geïnvesteerd in het net van gaspijpen dat ons land van noord tot zuid doorkruist. Het is duidelijk dat voor al die investeringen gelden nodig zijn, en de omvang van de be sparingen blijft bij het aldus benodigde bedrag 129

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 19