Centraal Economisch Plan
Kapitaalmarkt en werkgelegenheid
In de afgelopen maand verscheen weer een
van de belangrijkste economische geschriften,
die in ons land elk jaar uitkomen: het Centraal
Economisch Plan voor het lopende jaar. Het
is een van die geschriften waaruit men kan
opmaken hoe het economisch leven in 1968
er uit zal zien, voor zover dat nu al te voor
zien valt.
Dat de voorspellingen van het Planbureau niet
altijd uitkomen heeft men onlangs uitvoerig
in de kranten kunnen lezen. Zo sprak de
macro-economische verkenning 1967 nog van
een betalingsbalansoverschot in 1967 dat 800
miljoen gulden zou belopen. In het nu versche
nen plan kan men lezen dat in 1967 de uitvoer
nog maar 200 miljoen gulden groter zal zijn
dan de invoer aan goederen en diensten. Daar
op is inmiddels een correctie aangebracht in
die zin dat er niet een overschot maar een
tekort zou zijn van 200 miljoen gulden en begin
maart bleek dat het tekort op de betalings
balans in 1967 niet 200 maar 355 miljoen gul
den heeft bedragen.
Een dergelijke fout lijkt vernietigend voor de
overige voorspellingen van het Planbureau.
Maar beschouwt men de achtergrond van het
saldo op de lopende rekening van de beta
lingsbalans, dan ziet men, dat juist dit saldo
het moeilijkst te voorspellen valt. De omvang
128
van onze uitvoer aan goederen en diensten
werd voor 1967 geschat op 37,8 miljard gul
den, de omvang van onze invoer op 37,4 mil
jard gulden. Elk van die posten kan door de
meest uiteenlopende omstandigheden afwij
ken van de gekoesterde verwachting. Door
een gebeurtenis als de devaluatie van het
pond sterling en andere valuta's in november
van het afgelopen jaar werden diverse andere
landen plotseling goedkoper voor ons dan zij
tot dan toe waren. De Nederlandse export
kwam daardoor in een minder gunstige positie
te verkeren, terwijl om dezelfde reden de in
voer wel eens kon worden vergroot. Zou nu
de invoer met slechts één procent meer zijn
gestegen, terwijl daartegenover de uitvoer met
één procent zou zijn achtergebleven bij de
voor 1967 geschatte omvang, dan betekende
dat een vermindering van het saldo op de lo
pende rekening ter grootte van 750 miljoen
gulden. Het is daaruit wel duidelijk hoe on
zeker elke voorspelling over een verwacht
overschot op de betalingsbalans van meet
af aan is. Dit saldo is nu eenmaal een in ver
houding zeer kleine verschilpost tussen twee
veel grotere andere posten, elk ter grootte van
meer dan 30 miljard gulden. Het ligt daarom
voor de hand dat een voorspeld positief saldo
gemakkelijk in een negatief saldo kan omslaan.
Bij andere grootheden die het Planbureau
voorspelt zijn de afwijkingen tussen voorspel-