Maand van verrassingen AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS De maand december geeft telkenjare een aantal verrassende ontwikkelingen te zien. In 1967 was dat al niet anders. Het ontvangen bedrag aan aflossingen op voorschotten was met 66 miljoen hoger dan ooit tevoren. Dit is te meer opmerkelijk, omdat verwacht mocht worden dat de invoering van halfjaarlijkse aflossingen een weerslag zou hebben gehad op de aflossingen in december. Dat zulks, althans op het eerste gezicht, in het geheel niet gebeurd is kan wellicht worden toegeschreven aan het feit, dat onze banken dit jaar de vervallen aflossingen sneller konden innen dan in het verleden, juist omdat de bedragen per debiteur door de halfjaarlijkse betalingen geringer zijn geworden. Of en in hoeverre deze veronderstelling juist is, zullen de aflossingen van de eerste maanden van het nieuwe jaar ons leren. In december werd voor f 64 miljoen aan nieuwe vaste leningen verstrekt, zodat het saldo uitstaande voorschotten aan het einde van het jaar slechts weinig minderwas dan een maand tevoren, zoals blijkt uit de hiernaast afgedrukte verzamelbalansen. Met deze hoge verstrekkingen werd de tendens van de laatste maan den voortgezet. Opvallend was het grote aandeel van de niet-agrarische sector in de verstrekkingen van december. De hoge aflossingen op voorschotten zijn kennelijk voor een groot gedeelte gefinancierd uit de kredieten en de tegoeden in lopende rekening. De korte kredieten namen toe met 48 miljoen, tegen f 35 miljoen in dezelfde maand van het vorige jaar. Naast bovengenoemde reden spelen ook seizoeninvloeden een rol bij deze sterke toeneming, met name in de tuinbouw. Hetzelfde geldt voor de toevertrouwde middelen in rekening-courant, die met f 67 miljoen verminderden. Wij nemen aan dat daarnaast een deel van deze tegoeden aan het einde van het jaar is overgeboekt naar spaarrekeningen. Bovendien is aan de disposities die in deze maand werden gedaan, de invloed van de feest- dagen niet vreemd geweest. De spaartegoeden namen toe met f 21 miljoen, te vergelijken met f 13 miljoen in dezelfde periode van 1966. Hoe gunstig 1967 als spaarjaar voor onze banken is geweest, wordt wel bewezen door het feit dat het spaaroverschot in alle maanden hoger was dan in de overeenkomstige maanden van de drie voorgaande jaren. Exclusief de aan het einde van het jaar bij te schrijven rente, was het eindresultaat van 1967 een overschot van f 365 miljoen, tegen f 239 miljoen in 1966 en f 293 miljoen in 1963, dat tot nu toe wat betreft de ontwikkeling van de spaargelden bij onze banken een topjaar was. Per saldo leidden de geschetste ontwikkelingen in de maand december tot een vermindering van de liquide mid delen met f 18 miljoen. Het is nog niet eerder voorgekomen dat december een vermindering van de liquiditeiten als slotuitkomst gaf, en wij beschouwen dat dan ook als de grootste verrassing van deze maand. Spaarbeweging in januari De spaarresultaten zijn in de maand januari bij de vier traditionele spaarinstellingen bijzonder gunstig geweest, zoals blijkt uit de hiernaast afgedrukte tabel. De zeer hoge overschotten bij onze banken en bij de Rijkspost spaarbank zijn gedeeltelijk een gevolg van respectievelijk de overneming van twee spaarbanken en het onderbrengen bij de RPS van de nieuwe rentegevende rekening van de PCGD. Ook indien men de daaruit voortvloeiende 'extra- spaaraanwas uit de cijfers elimineert, zijn de resultaten nog belangrijk hoger dan in de overeenkomstige maand van vorig jaartoen januari toch ook een gunstige spaarmaand was. 110

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 52