HUURLIBERALISATIE
Praktisch iedereen in ons land heeft vroeg of
laat te maken met huur en verhuur. In dit arti
kel wordt slechts gesproken over het huren
en verhuren van woningen en ander onroerend
goed en niet van andere zaken die eveneens
vatbaar zijn voor huur of verhuur. Huurder en
verhuurder zijn gebonden aan door de wet
voorgeschreven richtlijnen, waaronder ook de
huurprijs valt. Is incidenteel de huurprijs niet
in de wet zélf te vinden, dan is de huurprijs
toch aan banden te leggen door middel van
een kantonrechtelijke uitspraak, na advies van
de Huuradviescommissie, waar de verhuurder
zich bij neer te leggen heeft.
Wij kennen deze controle op de huur en ver
huur van onroerend goed sinds 1940 toen de
huren krachtens het huurprijsbesluit, om be
grijpelijke redenen, werden bevroren op het
lage peil van voor de oorlog. Pas bij de inwer
kingtreding van de Huurwet in 1951 is de be
vriezing van de huren doorbroken. Een totale
ontdooiing heeft echter toen niet plaatsgevon
den; huurverhogingen bleven een zaak van
de wetgever en niet van huurder en verhuur
der onderling.
Het is begrijpelijk dat verhuurders deze be
moeienis van de overheid dikwijls moeilijk
konden verkroppen. De aardigheid ging er
voor hen nog meer af daar het bij dezelfde wet
van 1951 van het huurbeschermingsbesluit
1941 overgenomen instituut van de huurbe-
scherming ten volle zijn kracht deed gelden.
Immers ook als de huur werd opgezegd kon
de huurder in beginsel krachtens huurbescher-
ming in pais en vree in het huis blijven zitten.
Slechts op bepaalde, met name in de wet ge
noemde gronden, kon de verhuurder een ont
ruiming afdwingen. Gevoegd bij het in leven
roepen van de huuradviescommissies bij de
Huurwet 1951, maakte dit de positie van de
huurder weinig minder dan ijzersterk.
Bovendien kan men zich tot de kantonrechter
wenden bij geschillen hetgeen een afwijking
betekent van de gewone competentieregeling;
de kantonrechter is gemakkelijker en eenvou
diger te benaderen dan de rechter, en men kan
zich tot hem wenden ook zonder tussenkomst
van een procureur.
Liberalisatie
De beperkende wettelijke voorschriften von
den primair hun oorzaak in een nijpend tekort
aan woonruimte tijdens en na de oorlog. Be
halve in de dichtstbewoonde streken van ons
land is dit tekort, althans kwantitatief be
schouwd, over het algemeen sterk verminderd
of opgeheven en is het derhalve minder zinvol
om het spel van vraag en aanbod in huur en
verhuur volledig aan banden gelegd te hou
den. De nood is immers geen deugd geworden.
Voor een aantal gemeenten, die geen woning
tekort meer kennen of geacht worden te ken
nen, gelden sinds 1 oktober 1967 voorschrif-
82