Het cumulatieve stelsel is tot voor kort in alle landen van de EEG van toepassing geweest, met uitzondering van Frankrijk. Dat land kende reeds eerder de belasting over de toegevoeg de waarde. Duitsland is per 1 januari jongst leden als volgende EEG-land overgestapt naar het systeem van de toegevoegde waarde. EEG-belastingharmonisatie Het verdrag van Rome van 25 maart 1957 be vat slechts een gering aantal fiscale bepalin gen. Het schrijft onder meer voor dat de Europese Commissie een onderzoek zou moe ten instellen naar de wijze waarop de omzet belasting, de accijnzen en andere indirecte be lastingen geharmoniseerd zouden kunnen wor den. Over de manier waarop die harmonisatie uitgevoerd zou moeten worden werd niet ge rept. Met deze bepaling wilden de deelne mende landen een onbelemmerd handelsver keer onder elkaar bevorderen. De Europese Commissie heeft in deze geest een aantal ont werprichtlijnen opgesteld en in oktober 1962 bij de Raad van Ministers ingediend. Daarvoor had zij een uitvoerige studie gemaakt van de diverse systemen, zoals het in vele Europese landen geldende cumulatieve systeem, het Zwitserse en Engelse systeem van de een malige heffing en het systeem van de toege voegde waarde, zoals Frankrijk dat kende. Bij deze studies bleek dat het cumulatieve systeem in de diverse landen met geheel ver schillende percentages en uitzonderingen werd toegepast. Ook kwam vast te staan dat het door zijn concurrentievervalsende werking en door de moeilijkheden bij de vaststelling van de belastingteruggave bij export, niet ge schikt was voor toepassing in de gemeen schappelijke markt. De Commissie kwam uit eindelijk tot de conclusie dat het systeem van omzetbelasting over de toegevoegde waarde het beste voor toepassing in de EEG geschikt was. De Europese Commissie stelde daarom voor in alle landen een uniform stelsel in te voeren, dat geen belemmeringen tussen de landen on derling zou opleveren en binnenslands tussen de bedrijfstakken geen concurrentievervalsing zou veroorzaken. De richtlijnen van oktober 1962 legden de lid staten de verplichting op om gedurende een eerste fase hun cumulatieve systemen te ver vangen door niet-cumulatieve systemen. In een tweede fase zouden de lidstaten een ge meenschappelijk stelsel van een belasting over de toegevoegde waarde moeten invoeren. In oktober 1963 heeft het Europese Parlement enkele wijzigingen in die richtlijnen aange bracht. Deze wijzigingen hadden onder andere tot gevolg dat de EEG-landen uiterlijk op 31 december 1967 op het systeem van de toege voegde waarde zouden moeten overgaan. Op 31 december 1969 zouden de omzetbelasting- grenzen geheel moeten zijn verdwenen. Deze data heeft men echter niet kunnen halen. Nu zijn de EEG-partners verplicht voor 1 januari 1970 een omzetbelastingheffing over de toe gevoegde waarde in te voeren. Nederlandse voorbereidingen De veranderingen in de omzetbelasting heb ben een veel grotere betekenis voor producent en consument dan louter een systeemverande ring. Daarom is er in Nederland veel aandacht aan de introductie van de nieuwe wet op de omzetbelasting besteed. In 1966 is er in dit 33

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 35