laristrekkenden gemiddeld slechts 2,5 procent
sparen. Van de totale vrije besparingen komt
15 procent van de salaris- en loontrekkenden,
terwijl 85 procent van de veel kleinere groep
zelfstandigen komt. Ook volgens de heer
Derksen zouden de besparingen geactiveerd
kunnen worden door de bevordering van het
eigen-woningbezit en de uitbreiding van de
pensioenvoorzieningen. Bij de uitbreiding van
de collectieve voorzieningen dient volgens
hem gestreefd te worden naar een grotere
efficiency en een hogere produktiviteit, omdat
anders de overheidsbesparingen in het ge
drang kunnen komen.
Tenslotte stelde prof. dr. W. Hessel, dat bij het
gestegen loonaandeel de besparingen via bij
dragen van de loon- en salaristrekkenden in
overeenstemming moeten worden gebracht
met de gestegen vermogensvraag. Hij stelde
dat het lagere winstaandeel stimulerend kan
werken op de produktiviteit, en wel via de
vervanging van arbeid door kapitaal; wan
neer de loontrekkers voldoende sparen, zal
dat de economische groei ten goede komen.
Als middel tot verhoging van de besparingen
van overheid en bedrijfsleven noemde hij een
verhoging van de belastingdruk met een ver
schuiving van de directe naar de indirecte
belastingen, de verbruiksbelastingen. Verder
zal een lage belastingdruk op de bedrijfswin
sten de interne financiering en daarmee het
speurwerk en de economische groei bevorde
ren. Tenslotte betoogde prof. Hessel dat alle
soorten van bezitsvorming tot een verhoging
van de besparingen kunnen bijdragen.
28