IN HET NIEUWS
sparen
De onlangs gehouden bijeenkomst van de
Vereniging voor Staathuishoudkunde was ge
heel gewijd aan de vraag hoe de nationale
besparingen verhoogd zouden kunnen worden.
Een drietal preadviseurs hebben in hun rap
porten de mogelijkheden en wenselijkheden
onderzocht om te komen tot een verhoging
van de spaarquote, dat wil zeggen van de be
sparingen van overheid, bedrijfsleven en par
ticulieren, in procenten van het nationaal in
komen. Willen wij de werkgelegenheid en de
stijging van de welvaart voor de komende
jaren waarborgen, dan zullen we moeten zor
gen dat de besparingen tegemoet blijven ko
men aan de steeds stijgende vraag van over
heid en bedrijfsleven naar geldmiddelen voor
investeringen. De besparingen zijn immers de
bron waaruit de middelen worden geput voor
de financiering van investeringen die voor een
voldoende economisohe groei nodig zijn.
Over de wenselijkheid van verhoging van de
spaarquote bestond weinig meningsverschil,
al wees prof. Gans erop tijdens de discussie
dat het spaarbedrag per hoofd van de bevol
king in Nederland aanzienlijk hoger ligt dan in
de meeste andere landen, terwijl in Nederland
een veel kleiner percentage van de vrouwe
lijke bevolking in het produktieproces is op
genomen.
Prof. Bosman betoogde dat, indien wij de eco
nomische groei in het jaar 1970 op voldoen
de hoog peil willen handhaven, de nationale
spaarquote, die de laatste jaren tot 19 procent
is gedaald, weer zal moeten stijgen tot 22,5 a
23 procent. De preadviseur beschouwde het
steeds groter geworden loonaandeel als een
oorzaak van de daling. Het is immers bekend
dat van het looninkomen minder wordt be
spaard dan van de overige inkomens. Een ver-