vonden wij het, gezien de aard ervan, pas send om daarop geen rente te vergoeden en anderzijds aan de rekeninghouders geen kos ten in rekening te brengen. In september 1967 zagen wij ons echter genoodzaakt dit stand punt te verlaten en onze banken te adviseren op deze rekeningen 31/2 procent rente te gaan vergoeden. Deze rentevergoeding werd door een aantal andere banken als propaganda middel gehanteerd, ofschoon het daarbij in een aantal gevallen ging om een rentevergoe ding, die gezien het gehanteerde berekenings systeem, in de praktijk meer schijn dan wer kelijkheid zou blijken te zijn. Wij hebben daar om vanaf het begin een andere berekenings methode gehanteerd, zodanig dat 31/2 procent wordt vergoed over het laagste saldo in de loop van een halve kalendermaand. Het effect daarvan is geweest dat vooral in de maanden oktober en november de tegoeden op deze rekeningen aanzienlijk opliepen. In november ging een geheel nieuw project van start, waarin onze organisatie samenwerk te met de organisatie van de Centrale Raiffei- sen-Bank en de Nederlandse Bankiersvereni ging. In feite betrof het hier een dubbel project, omvattende een girocentrale voor de verwer king van betalingsopdrachten die aan de deel nemende banken waren verstrekt en daarnaast een door de uitgevende banken gegarandeer de cheque, die in plaats van contant geld voor betalingen kan worden gebruikt. Bij de oprich ting van de Bankgirocentrale kregen alle reke ninghouders van de boerenleenbanken en han delsbanken voor hun rekening een nummer toegewezen. De eerste betaalcheques werden uitgegeven in de tweede helft van november. Van de zijde van de rekeninghouders bestond hiervoor zeer veel belangstelling. Ook onder degenen die volgens de bedoeling van het project de cheques in betaling zouden moeten accepteren, bleek grote bereidheid te bestaan om aan deze vorm van financiële dienstverle ning mee te werken. De eerste ervaringen met de betaalcheques zijn gunstig. Wij zijn ons er van bewust dat pas een langere ervaring op dit punt definitief uitsluitsel zal kunnen geven. Spaarmiddelen De ruime toestroming van spaargelden heeft voor onze banken haar stempel op het jaar 1967 gedrukt. De stortingen op spaarrekenin gen lagen veel hoger dan in het voorgaande jaar. Aan de andere kant waren de terugbeta lingen in een aantal maanden lager dan in de overeenkomstige maanden van het voorgaan de jaar, en vertoonden zij ook in de overige maanden een veel geringere stijging dan de stortingen. Het gevolg daarvan was dat de spaartegoeden in de eerste elf maanden van het jaar toenamen met 344 miljoen. De spaar- vormen die wij aan onze cliënten buiten de Stichting Spaarbank aanbieden, gaven geen toeneming te zien. Anders dan in het voorgaande jaar stegen ook de direct opvraagbare spaartegoeden. Voor de rentabiliteit van onze banken was dit een gunstige ontwikkeling. De tegoeden op ter mijnspaarrekeningen stegen in ongeveer de zelfde mate als in het voorgaande jaar. Binnen deze groep deed zich een verschuiving voor naar de rekeningen met vaste termijn, die wij in maart 1967 hebben geïntroduceerd en waar op een hogere rente werd vergoed dan op de overige termijnspaarrekeningen. Daarmee werd het hoogste rentetype binnen de Stichting Spaarbank op 6 procent gebracht. Gedurende 24

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1968 | | pagina 26