de scherper belichten: gevraagd 300 miljoen
gulden. Minimumkoers van uitgifte 981/2 pro
cent. De inschrijvingen zijn bijvoorbeeld als
volgt:
f 10 miljoen tegen een koers van 101
30 miljoen tegen een koers van 100
f 40 miljoen tegen een koers van 99%%
f 40 miljoen tegen een koers van 99%%
f 100 miljoen tegen een koers van 99%%
320 miljoen tegen een koers van 991/2%
f 500 miljoen tegen een koers van 99%%
enzovoort.
Omdat op de koers 991/2 procent de gevraagde
300 miljoen gulden wordt bereikt, ja zelfs over
schreden, wordt onder deze koers de denk
beeldige streep getrokken. Alle inschrijvingen
onder deze koers vallen af. Van boven af tot
en met 99% procent wordt: 10 30 40
40+100 220 miljoen gulden volledig toege
wezen. Er is dan nog 80 miljoen gulden nodig.
Dat bedrag wordt genomen van de op 991%
procent aangeboden 320 miljoen gulden, dit wil
zeggen, elke inschrijverdie 991% procent bood,
krijgt 25 procent van zijn inschrijving toege
wezen. Belangrijk is tenslotte dat nu alle toe
wijzingen tegen deze koers van 991/2 procent
worden afgerekend. Dus ook de inschrijvers
die meer boden, krijgen hun stukken tegen de
lagere toewijzingskoers.
Enkele slotopmerkingen
Theoretisch is het denkbaar dat de lening bij
een koers van bijvoorbeeld 103 procent zou
worden geplaatst. Dit veronderstelt echter, dat
het rendement van de lening zo aantrekkelijk
is, dat de beleggers bereid zijn een premie van
30 gulden per obligatie van nominaal 1.000
gulden te betalen. De voorwaarden zullen ech
ter door de uitgevende instelling meestal wel
zo 'scherp' worden gesteld, dat haar achteraf
niet kan worden verweten, dat zij te duur of te
goedkoop heeft geleend. Daar de uiteindelijke
koers van uitgifte in feite wordt bepaald door
de institutionele beleggers hoeft de particulier
niet te denken, dat hij op bijvoorbeeld 100 pro
cent of 101 procent te hoog heeft gegrepen;
integendeel, zijn kansen op toewijzing zullen
bij een zo hoge inschrijvingskoers alleen maar
groter zijn.
476