Investeringen die moeten voorgaan Voor wat betreft het opstellen van investe ringsplannen door rendabele bedrijven, zou men van de opvatting kunnen uitgaan, dat de tuinders prioriteit dienen te geven aan tech nisch noodzakelijke vernieuwing van de pro- duktiemiddelen en verder aan investeringen, waarmee de kosten kunnen worden verlaagd. Investeringen echter, die uitsluitend een uit breiding van de produktie-omvang beogen, dienen voorshands met grote reserve te wor den bezien. Bedrijfsbeëindiging Voor gevallen waarin bedrijfsbeëindiging on vermijdelijk lijkt, hebben wij de aangesloten banken gewezen op de mogelijkheid om de tuinders te verwijzen naar de Economisch- Sociale Voorlichtingsdienst van de Stands organisaties. De betrokkenen kunnen dan na rijp beraad hun beslissing nemen. Alleen in geval bij hen alle begrip voor de situatie en alle medewerking zou ontbreken, zou de bank zich in uitzonderingsgevallen genoodzaakt kunnen zien om tot een gedwongen liquidatie te besluiten. Het aantal gevallen van gedwon gen liquidatie kan echter tot op heden zeer beperkt worden genoemd in verhouding tot de schattingen van het aantal acute probleem gevallen. Herstelde investeringsaftrek Voor de investeringen in gebouwen, waartoe ook glasopstanden en ketelhuizen moeten worden gerekend, geldt sinds 18 september 1967 weer een fiscale premie in de vorm van de bekende investeringsaftrek. De herinvoe ring van de investeringsaftrek voor gebouwen komt uitstekend van pas om de vernieuwing van verouderde kassen te bevorderen. Op de vreugde is echter een domper gezet door de mededeling, dat de investeringsaftrek zou worden afgebroken naarmate in het kader van de nieuwe belasting op de toegevoegde waar de, de omzetbelasting die op de bedrijfsmid delen drukt, zou worden terugbetaald. Deze motivering is moeilijk te volgen. De teruggave van omzetbelasting op investeringsgoederen kan men immers niet zien als een instrument voor structureel of conjunctureel economisch beleid, doch uitsluitend als een integrerend deel in een omzetbelastingstelsel, zoals dit waarschijnlijk met ingang van 1 januari 1969 in Nederland zal worden ingevoerd. Vervroegde afschrijving en grondwet Een tweede teleurstelling is veroorzaakt door de mededeling, dat de vervroegde afschrijving alleen betreft de gebouwde eigendommen, welke gelegen zijn buiten de provincies Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Dit is een uit het oogpunt van rechtvaardige belasting heffing merkwaardige beperking. Komt men hiermede niet in strijd met de grondwet, waarin bepaald is dat de belastingwetgeving voor iedere burger gelijk moet zijn? Bovendien is de keuze niet gelukkig. Ook binnen de Rand stad zijn er bedrijfstakken, die in moeilijke om standigheden verkeren, in het bijzonder de tuinbouwbedrijven. Deze verkeren in precies dezelfde moeilijke omstandigheden als som mige bedrijven buiten de Randstad en het is dan ook niet in te zien waarom deze bedrijven van de mogelijkheid van vervroegde afschrij ving uitgesloten zouden moeten blijven. 460

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 14