goed mogelijk ondersteund. Uit de cijfers van
het LEI-rapport blijkt, dat tussen begin 1964
en begin 1966 de opgenomen leningen per be
drijf meer dan verdubbeld zijn, althans bij de
rendabele bedrijven. Bij de minder rendabele
bedrijven is de stijging geringer geweest.
Dat wijst erop, dat zowel de tuinders als de
banken in het Westland terughoudend zijn ge
weest bij het opstellen van plannen respectie
velijk bij de beoordeling van de aanvragen
van minder rendabele bedrijven.
De bedrijfstak als nieuwe norm
Meer recente gegevens over de tuinbouw-
financiering zijn te ontlenen aan de ontwik
keling van de door de Eindhovense banken
verstrekte voorschotten. Deze gegevens weer
spiegelen de algemene ontwikkeling. In 1963
verstrekten onze plaatselijke banken, samen
met onze dochterinstelling de nv Boeren-
Hypotheekbank, een bedrag van 80 miljoen
gulden aan tuinders; in 1964 140 miljoen gul
den, hetgeen een stijging van 75 procent be
tekende. Daarmee is 1964 tot nu toe een
topjaar geweest. Daarna zien wij een afnemen
de reeks aan verstrekte voorschotten en wel
120 miljoen gulden in 1965, 98 miljoen gulden
in 1966 en waarschijnlijk 85 miljoen gulden in
1967. Deze cijfers illustreren duidelijk dat de
investeringen in de tuinbouw in sterke mate
schoksgewijs verlopen. In dit verband kan men
zich afvragen, of niet een weg moet worden ge
zocht om bij de beoordeling van het bedrijfs-
gebeuren en van de bedrijfsplanning ook de
ontwikkeling in de bedrijfstak als geheel een
rol te doen spelen. Hoe moeilijk uitvoerbaar
deze gedachte ook lijkt, zij is wel in overeen
stemming met het op gang komen van progno
ses op middellange termijn, niet alleen voor
het economisch leven in zijn geheel, maar ook
voor de afzonderlijke bedrijfstakken.
Uitbouw van het financieringsbeleid
Als onderdeel van de financiering van aan
passing en omschakeling in de tuinbouw heb
ben wij ons onder meer tot doel gesteld om
financieringsfouten die door tuinders in het
verleden werden gemaakt, zoveel mogelijk te
corrigeren. Daartoe heeft in het najaar van
1966, op initiatief van het Landbouwschap,
een gesprek plaatsgevonden tussen vertegen
woordigers van het Landbouwschap, het Borg
stellingsfonds voor de Landbouw en de beide
centrale banken, waarbij maatregelen zijn be
raamd voor bedrijven met voldoende toe
komstmogelijkheden. Bedrijven die niet vol
doende toekomstmogelijkheden meer hebben
kunnen niet kunstmatig in leven worden ge
houden, ook niet via de Bijstandswet. Inzake
de verdere uitbouw van het financieringsbeleid
heeft het bestuur van het Borgstellingsfonds
besloten om ook in de sector tuinbouw - even
als dat geschiedt bij de overige agrarische
bedrijven - in beginsel garanties te verlenen
tot 100 procent van het bedrag, dat voor de
financiering van het bedrijf nodig is. Door dit
besluit is voor nieuwe aanvragen de inscha
keling van het Provinciale Waarborginstituut
voor de Tuinbouw niet meer nodig. Ook heeft
het bestuur van het Borgstellingsfonds beslo
ten om in de toekomst de voorfinanciering van
opstanden op gepachte grond benodigde le
ningen in beginsel te garanderen. De afbraak
rechten, en ook eventuele vergoedingsrech
ten, zullen daarbij tot meerdere zekerheid aan
de bank moeten worden gecedeerd.
459