Financiering van de tuinbouw MEDE IN HET LICHT VAN DE EEG Verkorte weergave van een inleiding, gehouden door mr. Ph. C. M. van Campen, algemeen directeur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, voor de jaarvergadering van de Bond Westland op 26 oktober 1967. Cijfers uit een LEI-rapport Een goed uitgangspunt voor de beoordeling van de financiële positie van de tuinbouw bedrijven geeft een door het Landbouw-Eco- nomisch Instituut uitgebracht verslag, dat ge titeld is: 'De financiële positie van het Zuid hollandse glasdistrict - momentopname per 1 januari 1966'. Een van de belangrijke con clusies uit dit rapport was, dat eenvierde van de onderzochte bedrijven voor minder dan 40 procent met eigen vermogen was gefinan cierd. Van deze groep is in de periode van 1962 tot einde 1965 ongeveer de helft rendabel geweest. Bijzondere aandacht verdient de an dere helft, die ongeveer 700 bedrijven om vat. Dat zijn de bedrijven met een te geringe rentabiliteit. Zij kunnen in deze positie, door dat zij te weinig reserves hebben, het hoofd slechts met moeite - of niet - boven water houden. Helaas is in 1966 de rentabiliteit van de tuin bouwbedrijven in het algemeen nog minder geweest dan in 1965, zodat de in dat jaar geleden verliezen niet konden worden goed gemaakt. Een nader onderzoek naar de renta biliteit van bedrijven in het Westland over de jaren 1964 tot en met 1966 heeft uitgewezen, dat het steeds dezelfde bedrijven zijn, die boven of onder de streep zitten. Vakmanschap vereist Het is verder opvallend, dat onrendabele be drijven in alle sectoren voorkomen, zowel in de groep van bedrijven met stooktomaten, in de groep van onverwarmde bedrijven en in de groep van de bloemenbedrijven. Dit moet voor alle tuinders een waarschuwing zijn om niet hals over kop het geluk te gaan zoeken in een andere teelt. Zeker een financieel zwakke tuinder mag geen onnodige risico's nemen en met een eventuele nieuwe teelt zou hij eerst ervaring moeten opdoen op beperkte schaal. De aangehaalde gegevens bewijzen dat de kwaliteit van de ondernemer een grote rol speelt. Het vakmanschap en het kennen en kunnen van de ondernemer en zijn beheersing van de technische en economische mogelijk heden geven de doorslag, wanneer het erom gaat of in een bedrijf met winst of verlies wordt gewerkt. 457

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 11