Negen vette maanden AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS In de eerste negen maanden van dit jaar zijn de ontwikkelingen bij onze aangesloten banken in vrijwel alle opzichten gunstiger geweest dan in 1966. Vooral de laatste maanden hadden hierin een groot aandeel. In de eerste drie kwartalen stegen de uitstaande voorschotten met 208 miljoen tegen f 188 miljoen in dezelfde periode van vorig jaar. Het aandeel van de agrarische sector in de verstrekkingen bleef ongeveer gelijk. Binnen deze sector daalden de verstrekkingen aan tuinders met f 5 miijoen. De uitstaande kredieten in lopende rekening waren eind september vrijwel even hoog als ultimo 1966, hoewel men op grond van het seizoenverloop een daling had mogen verwachten. Vermoedelijk is de ontwikkeling dit jaar vooral beïnvloed door de verhoging van de grens voor blanco kredieten en door het verhoogde gebruik van mestkredieten. De effectenportefeuille van de plaatselijke banken werd uitgebreid met 8,3 miljoen aan pandbrieven van de N.V. Boeren-Hypotheekbank. Zowel bij de voor schotten als bij de kredieten heeft waarschijnlijk ook de opheffing van de kredietbeperkingen invloed gehad. Tegenover de toeneming van de uitzettingen stond een nog sterkere aanwas van de middelen. De spaargelden namen toe met 283 miljoen tegen f 182 miljoen in de eerste negen maanden van vorig jaar. De deposito's buiten de Stichting Spaarbank echter namen slechts toe met f 2 miljoen. In dezelfde periode van vorig jaar boekten de boerenleenbanken hierop nog een overschot van f 33 miljoen. Wij vermoeden dat deze gelden thans voor een groot deel op de hoogrentende termijnspaarrekeningen worden geplaatst. De lopende rekeningen namen in de besproken periode toe met 91 miljoen, te vergelijken met f 72 miljoen in het voorgaande jaar. Hierin zijn ook de gezinsrekeningen begrepen. In totaal stegen de uitzettingen met rond 16 procent en de middelen met 31 procent, hetgeen een sterke verbe tering van de liquiditeitspositie tengevolge had. Hierbij speelde ook de invoering van de halfjaarlijkse betaling van rente en aflossing een belangrijke rol. Per saldo kon daardoor de positie van de plaatselijke banken bij de CCB verbeteren met f 187 miljoen tegen f 88 miljoen vorig jaar. Spaarbeweging in oktober De hierboven reeds genoemde sterke aanwas van de spaargelden in de eerste drie kwartalen hield ook in oktober aan. De bij onze organisatie aangesloten banken boekten in de spaarmaand een overschot van f 31,8 miljoen, tegen f 16,0 miljoen vorig jaar. Eenzelfde ontwikkeling valt waar te nemen bij de overige spaarinstellingen, waarbij vooral de algemene spaarbanken een opvallende verbetering ten opzichte van oktober vorig jaar te zien gaven. Het spaaroverschot van de Utrechtse banken was met f 62,7 miljoen rond 40 procent hoger dan dat van oktober 1966. 440

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 46