Overzicht van de voornaamste posten van de weekstaten van de Nederiandsche Bank
2/10 9/10 16/10 23/10 30/10
Goud 6237 6237 6237 6237 6237
Deviezen 1398 1397 1360 1474 1826
Goud en deviezen 7635 7634 7597 7711 8063
Portefeuille 965 965 965 965 965
Voorschotten 382 381 103 217 63
Banken 33 16 18 22 22
Andere ingezetenen 47 61 79 67 50
Schatkist 502 797 568 834 745
Bankbiljetten in omloop 8358 8133 8027 8023 8330
half tot een punt boven de minimum emissie-
koers van 981/2 zou belanden.
Volgens de aankondiging zou op 26 oktober
kunnen worden ingeschreven tot een bedrag
van 250 miljoen gulden. De eerste aflossing
zou pas na tien jaar mogen plaatsvinden,
daarna zou aflossing plaatsvinden in vijftien
jaartermijnen van telkens zes, zes en zeven
procent. De emissiekoers zou pas na sluiting
van de inschrijving worden vastgesteld. Even
als bij de vorige staatslening, die op 27 april
het daglicht zag, werd bij deze nieuwe lening
het tendersysteem toegepast: de inschrijvers
moesten zelf de koers aangeven waarvoor zij
bereid waren in de lening deel te nemen. Als
beperking werd slechts gesteld dat de koers,
zoals gezegd, niet beneden 981/2 procent
mocht liggen.
Dat dit systeem opnieuw werd gebezigd kwam
zeker niet omdat de staat zulke gunstige her
inneringen had overgehouden aan zijn vorige
emissie. Ook bij die gelegenheid had men aan
vankelijk algemeen de indruk dat de lening
glansrijk zou slagen. De minimumkoers waar
tegen toen kon worden ingeschreven was op
98 procent gesteld. Met een rente van 6 pro
cent en gezien de op dat moment licht dalende
tendens van de rentestand dachten velen dat
er uiteindelijk wel een koers van 991/2 tot zelfs
100 procent uit de bus zou komen. Dit werd
echter een grote teleurstelling voor het rijk,
want op de dag van inschrijving bleek de be-
430