teklassen van 25-35 en van 35-45 hectaren
respectievelijk met 10 en 20 procent zijn ver
laagd.
De normen voor bedrijven beneden 15 hecta
ren zijn met 10 procent verhoogd in verband
rnet de sterk stijgende bouw- en onderhouds
kosten. Voor gebouwen op bedrijven groter
dan 45 hectaren zal de prijs worden vastge
steld in verhouding tot de gebruikswaarde,
echter met als minimum de prijs die op een
bedrijf van 45 hectaren zou moeten worden
betaald.
Het nieuwe besluit bevat een bepaling waar
mee men wil bevorderen dat de verpachter
een bijdrage levert tot de vernieuwing en mo
dernisering van de bedrijfsgebouwen en glas
opstanden. Ingevolge deze bepaling zal de
Grondkamer, bij de vaststelling van de hoogst
toelaatbare pachtprijs, rekening houden met
de afschrijving op basis van vervangingswaar
de en met de rente over het geïnvesteerde ver
mogen, wanneer er tussen pachter en verpach
ter een schriftelijke overeenkomst bestaat
over een nieuwbouwplan. Ook voor verbete
ringen aan bedrijfsgebouwen die zijn aange
bracht met schriftelijke toestemming van de
pachter, kent de Grondkamer volgens boven
staande methode een toeslag toe.
De nieuwe pachtprijzen zullen voor drie jaar
gelden. De regering beoogt daarmee uitdruk
kelijk dat voor wat de pachtprijzen betreft er
een rustperiode van drie jaar zal ingaan.
Deze verhoging van de pachten betekent niet
meer dan een aanpassing bij de sinds het vo
rige pachtbesluit gestegen eigenaarslasten.
Van een structurele verhoging is geen sprake.
In verhouding tot de koopprijzen van grond of
bedrijven zijn de pachtnormen nog steeds zo
laag, dat het rendement van grond als beleg
ging zeer bescheiden blijft. Men zou deze zaak
kunnen omkeren en zeggen, dat de grondprij
zen wel erg hoog liggen in verhouding tot de
pachtnormen. In elk geval leidt deze scheve
verhouding er toe, dat de animo om grond te
verpachten, daalt. Dit blijkt onder meer uit de
cijfers die elk jaar worden gepubliceerd in
zake de omvang van de landpacht. Uit deze
ontwikkeling kunnen ernstige problemen ont
staan bij de financiering van de grond.
Men heeft weieens de suggestie gedaan om
een grondmaatschappij op te richten, waaraan
de boer zijn land zou kunnen verkopen, om het
vervolgens terug te pachten met recht van
terugkoop. Dit idee is aan de orde geweest op
de Landbouwkredietdag 1966 in Schevenin-
gen. Ir. J. W. Wellen, die de vergadering op
deze dag voorzat en die tevens voorzitter is
van de Commissie-pachtprijspeil, stelde bij
die gelegenheid de vraag of niet eerst de
pacht omhoog zou moeten. Hij meende dat
men die mogelijkheid onder ogen moet zien
wanneer men zich afvraagt hoe er voor het
probleem van de grondfinanciering een oplos
sing kan worden gevonden.
Het is duidelijk dat de verhogingen van de
pachtnormen, die in het hier besproken besluit
zijn neergelegd, niet in deze zin uitgelegd moe
ten worden; daarvoor zijn zij veel te gering
van omvang.
Wij willen niet betogen dat de pacht nu flink
opgetrokken zou moeten worden. Wij consta
teren eenvoudig een feit. En dat feit houdt
mede in, dat een bedrijf, dat voor zijn eigenaar
een last van 700 - 800 gulden per hectare
zou meebrengen, vergelijkenderwijs voor een
pachter tot nu toe slechts 250 gulden per
hectare zou meebrengen. Dit bedrag zou nu
tot maximaal 280 gulden worden verhoogd.
409