23.137 miljoen gulden UIT DE MILJOENENNOTA I ALGEMEEN Meer mensen, grotere zorgen De omvang van de overheidszorg neemt van jaar tot jaar toe, en het huishoudbudget van de overheid wordt daarmee elk jaar groter, om niet te zeggen: grootser. Dat is niet alleen het geval bij de lagere overheidsinstanties, het geldt in nog sterkere mate voor de rijksover heid. Omvatte de begroting van 1960 nog maar 9,5 miljard gulden, die van 1967 nog twintig miljard gulden, die voor het komende jaar beloopt al meer dan drieëntwintig miljard gulden. De taken die de staat zich voorstelt met die geldmiddelen te bekostigen zijn uiter aard die van een onmetelijk grote onderne ming, die niet alleen wegen aanlegt en scho len bouwt maar ook kruisers in de vaart heeft, landbouwgronden koopt, leningen verstrekt en andere garandeert, een aantal bedrijven ex ploiteert (zoals de Rijkspostspaarbank) en bij allerlei andere bedrijven (KLM, Spoorwegen, Mijnen, Middenstandsbank en dergelijke) gro te belangen heeft. Het kan niet anders of een dergelijke over- heidshuishouding heeft enorm veel mede werkers, en zij moet - om een enkele, in de laatste jaren snel stijgende post bij de kop te nemen - hoge salariskosten hebben. De no ta zegt daarover dat het burgerlijke rijksper soneel voor 1968 is begroot op 142.000 man. Ter vergelijking moge dienen dat het Philips- concern op 30 juni 1967 over de hele wereld een personeelsbestand had van 239.000. Dat aantal rijksambtenaren kan men echter niet stellen tegenover het bedrag dat het rijk aan salarissen moet betalen, want vele salarissen komen niet rechtstreeks, maar via subsidies ten laste van het rijk. De miljoenennota 1967 noemde op dat punt een aantal bij te tellen groepen (het onderwijspersoneel, beroepsmili tairen, rijks- en gemeentepolitie) waardoor het totale aantal 'medewerkers' werd gebracht tot boven de 350.000. De voor hen uitgetrokken post aan salarissen en sociale lasten was voor 1967 begroot op 7,25 miljard gulden, voor 1968 beloopt deze begrotingspost 7,75 miljard gulden, dus een half miljard meer. De voortdurende stijging Wij noemen die salarispost afzonderlijk om dat zij ten dele een verklaring bevat van de stijging in het begrotingstotaal. De overheid kan in haar salariëring niet bij het bedrijfsle- 358

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 4