Bijkantoor van de
boerenleenbank
Hoensbroek
De produktle
De geringe stijging van de werkgelegenheid
betekent niet dat nu ook de produktie slechts
een minimale stijging vertoont, want de pro-
duktiviteit van de arbeid (de hoeveelheid pro-
dukt per arbeider) neemt toe, vooral in de
landbouw en de industrie. Wordt op dit
punt de verwachting van het Planbureau be
waarheid, dan zal de totale produktie in 1968
4 procent groter zijn dan in 1967. Deze 4 pro
cent is een gemiddelde van grotere en klei
nere produktiestijgingen in de verschillende
sectoren. Het grootst is de produktiestijging
in de industrie (5,5 procent), het kleinste in de
landbouw (2,5 procent). Men bedenke dat in
de landbouw de produktiviteitsstijging de da
ling van het aantal arbeidsplaatsen moet op
vangen.
Opmerkelijk is de situatie in de bouw. In de
eerste maanden van 1967 deden zich onge
kend gunstige bouwomstandigheden voor
(een zeer groot aantal 'werkbare uren'). Bo
vendien werden woningbouwvergunningen
sneller afgegeven; sinds einde 1966 golden
maatregelen waardoor de bouw in een groot
deel van het land in feite vrij was. In juli 1967
werd die vrijheid voor ongesubsidieerde wo
ningen, agrarische bouwwerken en kerken tot
het hele land uitgebreid. Tenslotte nam in 1967
de produktie per man per uur met 12 procent
toe. Deze produktiviteitsstijging was wellicht
mede een gevolg van de grotere ruimte op de
arbeidsmarkt, die voor iedere werknemer het
gevaar van ontslag vergrootte, als gevolg
waarvan hij zich meer ging inspannen. Door al
die oorzaken zal de produktie in de bouw in het
thans lopende jaar naar schatting 7,5 procent
groter zijn dan in 1966. Volgens de verwach
ting van het Planbureau zal de produktietoe-
371