vragen voor dergelijke hulp zullen wel degelijk in overweging worden genomen. Meer armslag voor de SBL De Stichting Beheer Landbouwgronden kan, ten behoeve van de taak die zij vervult voor de herstructurering van het grondgebruik, in het komende jaar over meer middelen be schikken. De Stichting heeft die meerdere middelen nodig in verband met de stijgende grondprijzen en omdat zij steeds meer grond moet aankopen ter bevordering van een doel matige uitvoering van ruilverkavelingen. Per jaar wordt, overeenkomstig het sinds enige jaren geldende programma, een herverkave ling van 55.000 hectare grond noodzakelijk geacht. In 1968 zullen de investeringen daar voor ruim 175 miljoen gulden bedragen. Voor wegenaanleg en dergelijke wordt steeds meer grond onttrokken aan de agrarische be stemmingen. Voor veel landbouwbedrijven heeft dat het verlies van hun bouwgrond ten gevolge, een verlies dat met SBL-grond zou kunnen worden gecompenseerd. Bij bedrijfs- verplaatsing en bedrijfsvergroting in ruilver- kavelingsverband kunnen met SBL-gronden vaak hoge verkavelingskosten worden voor komen. Het nut van een ruilverkaveling kan veelal worden verhoogd door ruil van gronden in het blok met SBL-grond in de buurt. Om deze mogelijkheden gemakkelijker te kun nen verwezenlijken heeft de minister aan de ondernemers die hun bedrijf willen beëindi gen en voor een saneringspremie in aanmer king wensen te komen, voorgeschreven, dat zij hun gronden eerst moeten aanbieden aan de Stichting Beheer Landbouwgronden, die ze dan al dan niet van hen kan kopen. Zoals be- 364 kend geldt een dergelijke plicht ook bij be drijfsbeëindiging in ruilverkavelingsverband. Op die wijze tracht de minister een bijdrage te leveren tot vermindering van de opwaartse druk op de prijzen op de grondmarkt. De Stichting speelt een grote rol in het landbouw- structuurbeleid dat de regering voert. De beëindigingsregelingen Al voor het optreden van de heer Lardinois als minister van Landbouw, heeft het bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds de be studering ter hand genomen van de bedrijfs beëindigingsregelingen. Het bestuur wil met name bekijken of de beëindigingsregeling II, die voor het fonds zware financiële lasten met zich brengt tengevolge van de hoge uitkerin gen-ineens aan oudere ondernemers, niet kan worden ingepast in de beëindigingsregeling I, waarin men niet met uitkeringen-ineens maar met maandelijkse uitkeringen werkt. Overi gens is ook voor deze laatste regeling een wijziging in voorbereiding.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 10