Men mag deze opsomming echter niet zo op vatten dat in het jaar 2000 elk van de genoem de plaatsen zelf het daarbij genoemde aantal inwoners zal tellen. In de gegeven aantallen is naast het aantal inwoners van de centrale stad zelf ook het aantal inwoners van de plaatsen in de onmiddellijke omgeving begre pen. Wie echter na lezing van dit alles denkt, dat er niet veel kleine dorpen overblijven, vergist zich. Uitgaande van de bovenstaande stedenlijst resteren nog bijna 2500 nu reeds bestaande woonkernen met minder dan tien duizend inwoners. Een groot aantal van deze plaatsen zal meer dan vijfduizend bewoners tellen. Ook in de toekomst zullen er natuurlijk open blijvende ruimten zijn die een agrarisch karak ter tonen. Daarover merkt de nota op, dat het gewenst is in deze gebieden streekcentra te ontwikkelen. Als voorbeelden worden ge noemd Woerden, Tiel, Venray, Zierikzee. De bevolking in de landelijke gebieden zal immers evengoed als de stedeling moeten kunnen be schikken over voldoende sociale en culturele voorzieningen. Daarmee wordt tevens werk gelegenheid buiten de landbouw geschapen, die ook hier nodig is. In het belang van de agrariër zal het noodzakelijk zijn dat in ieder geval in deze gebieden de produktie-omstan- digheden zodanig zijn, dat een moderne be drijfsvoering mogelijk is. Rond de steden wordt dat steeds moeilijker. Een grootscheepse aan pak van de ruilverkaveling is noodzakelijk om dat te bereiken. De rol van de boerenleenbank Uit het bovenstaande volgt, dat dienstenverle nende bedrijven alle kans zullen hebben om voor een brede kring van relaties te werken in het gehele land. Daarbij liggen er in diverse streken bijzondere mogelijkheden tot uitbrei ding van de relatiekring. Die groeikansen voor de banken zullen het grootst zijn in de op de kaart gearceerde gebieden. Overigens hoeven de banken, die niet in deze toekomstige ver stedelijkte streken gelegen zijn, zich niet on gerust te maken, want ook daarbuiten zal een flink deel van de bevolking wonen. Het mid den- en kleinbedrijf, dat in die landelijke ge bieden veelvuldig voorkomt, zal voor zijn fi nancieringen en andere bankzaken een inten sief beroep doen op de boerenleenbanken. Daarnaast blijkt uit het bovenstaande, dat er in de komende jaren, speciaal in de gearceer de gebieden nog ruime groeimogelijkheden liggen, weliswaar niet voor het oprapen, maar toch voor het grijpen voor de banken die zich daarvoor inzetten. 315

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 9