De Nederlandse economie
in het eerste halfjaar
van 1967
Economisch kompas
Het eerste halfjaar van 1967 werd gekenmerkt
door een voortzetting van de vertraging van
de economische groei, die half 1966 begon.
Eind 1966 bestond de indruk dat de vertra
ging in de economie niet van langdurige aard
zou zijn, en zeker niet zou ontaarden in een
teruggang. Dit laatste ligt ook nu nog niet di
rect voor de hand, maar toch moet men con
stateren dat er weinig vaart zit in onze econo
mie. Het aantal werklozen is in najaar en win
ter 1966 sterk gestegen. De daling die na het
begin van 1967 is opgetreden, was niet vol
doende om ook het voor het seizoen gecorri
geerde cijfer te doen dalen. Integendeel zelfs,
de geregistreerde arbeidsreserve van man
nen, na seizoencorrectie, steeg nog in juni
van 88.100 tot 89.200. De voor het seizoen ge
corrigeerde vraag naar arbeidskrachten daal
de in overeenstemming daarmee van 45.700
tot 42.900. Na de vakanties zullen veel jeugdi
ge personen, die hun technische of middelba
re opleiding voltooid hebben, op de arbeids
markt verschijnen. De jeugdwerkloosheid zal
daardoor wellicht grote vormen aannemen. De
regering heeft zich al genoodzaakt gezien
maatregelen te treffen om dit euvel te doen
verdwijnen. Het gehele werkloosheidspro
bleem staat mede onder invloed van structu
rele aanpassingen in de Nederlandse indus
trie. De werkloosheid varieert daarom van be
drijfstak tot bedrijfstak en speelt zich hoofd
zakelijk af buiten de drie westelijke provin
cies.
Minister Roolvink constateerde tijdens het
werkloosheidsdebat in de Tweede Kamer, dat
de drie injecties van ieder honderd miljoen
gulden, die de regering de economie heeft
toegediend, niet voldoende waren geweest,
al verwachtte hij dat de uitwerking ten dele
nog moest komen. Er werd besloten de nog in
reserve zijnde 100 miljoen gulden ook aan te
wenden ter stimulering van de zwaarst ge
troffen sectoren.
In zijn halfjaarlijks rapport acht de Sociaal
Economische Raad het op het ogenblik ver
antwoord, dat de overheid bij wijze van over-
256