slagen worden, omdat die geen nominale
waarde heeft.
Men kan zelfs nog verder in de geschiedenis
teruggaan, want ook onder de zuivere gouden
standaard waren de zilveren munten niet vol
waardig. Al in 1873, toen ons land op de gou
den standaard overging, hielden de zilveren
munten op standaardmunt te zijn: de waarde
van de gulden was niet meer gekoppeld aan
het zilver, maar uitsluitend nog aan het goud.
Het zilvergeld bleef als 'tekengeld' in omloop.
Moderne problemen
Laat ons nu teruggaan naar de moderne tijd.
Wij ontmoeten dan een praktisch probleem,
dat aan de invoering van nikkelen guldens is
verbonden. De nikkelen guldens zullen niet
door de bestaande automaten geaccepteerd
worden, ook al hebben zij hetzelfde formaat.
Hun gewicht is namelijk niet gelijk, en het ge
wijzigde muntmateriaal zelf maakt de stukken
al ongeschikt voor gebruik in de op zilver af
gestemde automaten. Over deze kwestie is in
en buiten de Kamers veel gesproken. Er zijn
andere technische oplossingen voorgesteld,
deskundigen van de posterijen zijn geraad
pleegd, gesuggereerd is het gebruik van ko
per in plaats van nikkel - wel te elfder ure
overigens - maar uiteindelijk is alles bij het
oude gebleven. Wel heeft de minister toege
zegd dat de belastingdienst tegemoetkomend
zal zijn inzake de afschrijving op de verbou-
wingskosten van de automaten. De verbou
wing zou per automaat een bedrag kosten dat
kan variëren van twintig tot veertig gulden, en
men zou deze kosten in zeer korte tijd, wel
licht in één jaar, mogen afschrijven.
Voor degenen die de zilveren guldens en rijks
daalders node zien verdwijnen is er een
troostprijs. Verschillende Kamerleden hebben
erop aangedrongen zilverstukken van tien of
eventueel vijf gulden in te voeren. Dat zou dan
een waardige afronding van ons muntstelsel
zijn, waar wij nog een hele tijd mee toe kun
nen, omdat het nog onafzienbaar lang zal du
ren eer de zilverprijs een hoogte bereikt die
ook dat onmogelijk zou maken. Helemaal zon
der problemen zal de invoering van een zil
veren tientje niet zijn: het stuk zou groter
moeten zijn dan de nieuwe rijksdaalder om
verwisseling te voorkomen, en dan zou men
al snel klachten over onhanteerbaarheid krij
gen. Misschien zou men dezelfde ervaring op
doen als de Franse regering met het tienfrank-
stuk, dat iedereen mooi vindt maar dat nie
mand uitgeeft; men is er te zuinig op. Toch is
het, naar het ons lijkt, een goede gedachte,
waard om bestudeerd te worden. Daarmee is
de minister dan ook bezig.
267