produktie zal een jaar of vier, vijf gemoeid zijn. Pas dan zullen de nieuwe nikkelen gul dens en rijksdaalders in omloop gebracht wor den. Zij zullen dan naast de zilvermunten cir culeren. Mocht de zilverprijs sneller stijgen, dan bestaat de kans dat het programma be spoedigd moet worden. De zilverprijs stijgt Hiermee komen wij aan de reden waarom onze regering de oude, vertrouwde zilverstukken niet meer wil aanmaken. Het zilver dat erin moet wordt steeds duurder. De oorzaak daar van ligt onder meer bij de industrie. Er is steeds meer zilver nodig voor industriële doel einden, vooral in de chemische sector, in de fotografische industrie en bij de produktie van ruimtevaartuigen. Ook de dames spreken een woordje mee. Zij krijgen meer en meer be langstelling voor zilveren sieraden en ge bruiksvoorwerpen en hun echtgenoten zijn blijkbaar in staat om die belangstelling in koopkrachtige vraag om te zetten. Ten slotte is voor de uitbreiding van de geldomloop even eens meer zilver nodig. Deze drie oorzaken hebben samen de prijs van het zilver doen oplopen, van ƒ111 per kilogram fijn in 1960 tot 151 in 1965. In 1967 is de stijging verder gegaan. Voor de aanmunting zijn deze prijzen nog niet alarmerend. In zijn toelichting bij het wetsont werp becijferde de minister van Financiën dat er voor 0,68 aan zilver in een gulden zit en voor 1,62 in een rijksdaalder. Er is dus nog wel een marge. Die wordt echter snel kleiner en als men vijf jaar vooruit kijkt moet men rekening houden met de mogelijkheid dat de marge dan verdwenen zal zijn. De regering had in theorie de keus tussen verkleining van de guldens en rijksdaalders, verlaging van het zilvergehalte en ingebruik neming van een onedel metaal. Verkleining van de munten is slechts binnen zekere gren zen mogelijk en blijft een tijdelijke oplossing als de zilverprijs verder stijgt. Deze oplossing was daarom onpraktisch. Verlaging van het zilvergehalte zou betekenen dat de guldens en rijksdaalders minder dan vijftig procent zil ver zouden gaan bevatten, met ook weer de kans dat men het gehalte binnen afzienbare tijd opnieuw zou moeten verlagen. Men kan de aldus geproduceerde stukken dan wel zil veren munten blijven noemen, maar het is niet veel meer dan een naam. In feite zouden zij grotendeels uit ander metaal bestaan. Van doorslaggevende betekenis is, dat alleen een munt uit onedel metaal een blijvende oplos sing biedt. Enkele gebeurtenissen hebben intussen de overwegingen van de regering kracht bijgezet. In mei heeft de Amerikaanse regering de uit voer van zilver stopgezet. Op de vrije markt in Londen liepen de prijzen daardoor in en kele weken tijd sterk op. Het bestaan van twee ver uiteenlopende prijsniveaus leverde een situatie op die op wat langere duur onhoud baar dreigde te worden. De Amerikaanse re gering heeft daarom in juli de knoop maar doorgehakt en ook de officiële prijs losgela ten. Die maatregel heeft in eerste instantie een kalmerend effect gehad op de vrije markt. Men verwacht dat opgepotte voorraden ge leidelijk zullen loskomen en dat er enige tot nu toe onrendabele mijnen heropend kunnen worden. Het staat echter buiten kijf dat de vrije beweging van de zilverprijs ook in de toekomst in opwaartse richting zal gaan. 265

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 15