rische exportontvangsten (en ruim driekwart
van de export van ontwikkelingsgebieden be
staat uit landbouwproduktenl); anderzijds ont
breken de buitenlandse valuta waarmee de
noodzakelijke importen zouden moeten wor
den gefinancierd.
Onontkoombaar rijst daarmee de noodzaak tot
uitbreiding van de ontwikkelingshulp: wordt
de stroom van de hulpverlening niet vergroot,
dan komt ook de ontwikkeling van de land
bouw en vooral van de eigen voedselproduk-
tie in gevaar en zal op den duur een geweldig
voedseltekort dreigen. Juist nu de kapitaal
behoefte van de minder-ontwikkelde landen
zo groot is en nu vele ontwikkelingslanden
beter in staat zijn van geboden hulp efficiënt
gebruik te maken, blijft de omvang van de
Westerse hulpverlening achter. In de zestiger
jaren is de ontwikkelingshulp per saldo nau
welijks meer gestegen, hoewel het inkomen
van de geïndustrialiseerde landen zich zeer
gunstig heeft ontwikkeld. Ook daarop wijst
Paus Paulus, die in zijn encycliek de bereid
heid tot hulpverlening centraal stelt, hulp door
welvarende landen vanzelfsprekend acht en
bijvoorbeeld de verspillingen van de bewa
peningswedloop openlijk brandmerkt als een
ondraaglijk schandaal.
Wanneer men voor het wereldcongres van de
CICA de economische achtergronden van de
internationale handel in landbouwprodukten
bestudeert, dan moet men de aandacht con
centreren op de meest dringende problemen
die de wereld in dit opzicht kent. En dan komt
men onvermijdelijk terecht bij de grote moei
lijkheden waaronder de minder-ontwikkelde
landen gebukt gaan bij hun voedselvoorzie
ning, bij hun exportbevordering en daarmee
tevens bij het gehele proces van hun econo
mische ontwikkeling, waarvoor uitgebreide
Westerse hulpverlening onontbeerlijk is.
De slotresolutie van het congres, waarin ui
teraard veel aandacht besteed werd aan de
bevordering van een groeiend landbouwkre
dietwezen in geïndustrialiseerde zowel als
minder-ontwikkelde landen, bevatte op vele
punten een erkenning van de speciale moei
lijkheden in de landbouw en de niet-agrari-
sche sectoren van de minder-ontwikkelde lan
den. Zo werd aangedrongen op infrastructu
rele verbeteringen ten behoeve van de land
bouw, structuurveranderingen in de gehele
economie van die landen, en het beschikbaar
stellen door regeringen en internationale or
ganisaties van voldoende financiële hulp, in
het bijzonder ook voor landbouwkrediet in
ontwikkelingsgebieden. Het rapport van mr.
Van Campen vond zodoende in belangrijke
mate zijn neerslag in de slotverklaring van dit
geslaagde vierde wereldcongres van de
CICA.
209