de wereldmarkten voor vele produkten uit ba
lans. Hoewel ook thans nog de nodige proble
men overblijven, heeft men de overschotten
van de Westerse landen in de laatste jaren
veel beter onder controle. De heer Van Cam-
pen wees in dit verband op de afzet van gra
nen, waarnaar grotere vraag is ontstaan in
communistische landen en in ontwikkelings
gebieden.
Voor de ontwikkelingslanden moet men ver
schillende fundamentele problemen onder
scheiden. Enerzijds zijn daar de exportpro-
dukten, waarvan de produktie vaak evenzeer
de internationale afzetmogelijkheden heeft
overtroffen als dat binnen de Westerse lan
den het geval is geweest. Ontwikkelingsge
bieden hebben echter niet de middelen om na
tionale marktregelingen tot stand te brengen,
terwijl ook op internationaal niveau geen in
stantie bestaat die effectief in de markt kan
ingrijpen ten gunste van de producenten. In
zijn inleiding wees de heer Van Campen op
de recente encycliek van Paus Paulus VI over
de vooruitgang der volkeren, waarin dit pro
bleem eveneens als dringend naar voren werd
gebracht. De verstoring van de wereldmark
ten voor hun exportprodukten, met als gevolg
lage prijzen en stagnerende exportontvang
sten, betekent voor de toch reeds arme landen
een ernstige rem op hun verdere ontwikke
lingsmogelijkheden.
Anderzijds kent men in de minder-ontwikkel-
de gebieden nog een ander dringend agra
risch probleem: voortdurende voedseltekor
ten in vele landen als gevolg van de zeer
langzame stijging van de eigen voedselpro-
duktie bij een sterke groei van de bevolking.
Omdat de geïndustrialiseerde landen hun
voedselproduktie nog verder zouden kunnen
opvoeren, kan men voor de oplossing van dit
tekort natuurlijk denken aan import uit het
Westen. Maar bij tekortschietende export
ontvangsten ontbreekt het de ontwikkelings
landen aan voldoende buitenlandse valuta, zo
dat dergelijke voedselimporten slechts als
voedselhulp verkregen kunnen worden. Wan
neer misoogsten het voedseltekort in acute
hongersnood doen omslaan, zoals dit jaar in
de Indiase provincie Bihar, is voedselhulp na
tuurlijk geboden. Op lange termijn moet het
echter volgens de FAO onmogelijk worden
geacht dat het Westen zou kunnen blijven
voorzien in de stijgende voedselbehoefte van
de minder-ontwikkelde landen. De eigen voed
selproduktie in die landen zal moeten worden
vergroot, wil een catastrofe worden verme
den.
Die opvoering van de eigen voedselproduktie
vereist echter grote investeringen: infrastruc
tuur, irrigatiewerken en voorts kunstmest en
andere produktiemiddelen zullen daarvoor no
dig zijn. Bovendien eist de ontwikkeling van
de landbouwsector een evenwichtige uitbouw
van de niet-agrarische sectoren van de econo
mie, en ook dat zal geweldige kapitaalbehoef
ten scheppen. Voor een zeer groot deel zullen
de nodige investeringsgoederen moeten wor
den geïmporteerd. Men komt daarmee in een
vicieuze cirkel; enerzijds stagneren de agra-
208