akkerbouwprodukten resulteert hieruit een
prijsstijging van slechts 3 procent. Voor melk,
evenals voor de gehele veehouderij, zal de
doorvoering van de EEG een prijsstijging van
ruim 10 procent betekenen tegenover 1965.
Rekening houdend met de betrekkelijk hoge
prijs van enkele tuinbouwprodukten in 1965
raamt men de prijsstijging voor de tuinbouw
op ongeveer 7,5 procent. Voor de totale land-
bouwproduktie betekenen de ramingen voor
1970 een prijsstijging van 9 procent.
Ook de ontwikkeling van de loonsom per land
arbeider is in het plan voor 1970 opgenomen.
Van 1955 tot 1965 blijkt deze per arbeider in
de industrie iets sneller te zijn gestegen dan
in de landbouw. Voor de tijd tot 1970 wordt
voor beiden voorzien in een gelijke loonstij
ging van ongeveer 7 procent per jaar.
Kapitaalstructuur
De veranderingen waarmee de landbouw in
de komende jaren zal worden geconfronteerd
zijn van diepgaande betekenis. In het kader
van de structuurontwikkeling is men zich gaan
bezinnen op de vorm waarin het landbouw
bedrijf gevoerd zal moeten worden. Uit renta
biliteitsoverwegingen is hierbij weieens ge
dacht aan grote eenheden in de vorm van
naamloze vennootschappen. Hoewel daar
voor veel valt te zeggen, zitten er vooral ook
gezien de historische ontwikkeling van het
landbouwbedrijf, diverse haken en ogen aan.
In de gemeenschappelijke landbouwpolitiek
hebben de EEG-landen het voortbestaan van
het gezinsbedrijf als uitgangspunt genomen.
Dat is uiteraard van betekenis voor de bereik
bare omvang van de mechanisatie.
In 1970 zullen de investeringen in vaste ac
tiva ongeveer 27 procent hoger zijn dan in
1965. Het blijkt dat deze toeneming, relatief
gezien, ongeveer parallel loopt met de groei
van de investeringen in de industrie. Absoluut
gezien is er een groot verschil. Naar schatting
zullen de bedragen welke in de voorraden zijn
geïnvesteerd, in 1970 - in prijzen van 1970 -
slechts een zeer kleine verhoging onder
gaan.
Voor de investeringen in bedrijfsmiddelen, zo
als trekkers enzovoort, geeft het plan geen
cijfers. Bij de aanschaf van machines en der
gelijke zal men zeer zorgvuldig te werk moe
ten gaan, om foutieve investeringen te voor
komen. Uitgaande van het gezinsbedrijf, moet
men bekijken welke manier van investeren
men zal kiezen. Voor de kleine bedrijven zal
de aanschaf van sommige produktiemiddelen
een grote overcapaciteit ten gevolge hebben,
zodat het nuttig is te zoeken naar vormen van
samenwerking. Deze kunnen velerlei zijn en
zij kunnen variëren van het gezamenlijk ex
ploiteren van machines door enige bevrien
de buren, tot een breed opgezette landbouw
werktuigencoöperatie, een firma of zelfs een
naamloze vennootschap, waarbij dan nog di
verse combinaties mogelijk zijn. Ook zal het
voor vele bedrijven rendabel zijn, voor zover
de eigen capaciteit ontoereikend is, gebruik
te maken van loonbedrijven. Voor eenieder
is het van belang om de technische ontwikke
ling nauwgezet in het oog te houden, om aldus
de meest efficiënte produktiewijze, dat wil
zeggen de meest economische aanwending
van arbeid en kapitaal en daarmee de laagste
kostprijs te verkrijgen.
Bij dergelijke vergaande structuurwijzigingen,
maar ook bij bedrijfsoverneming, zijn de finan
ciën vaak het knelpunt. Men moet over een
228