LANDBOUW-ECONOMISCH
r
Eind maart was het tien jaar geleden dat zes
Europese landen in Rome het verdrag teken
den dat genoemd zou worden naar de stad
waar het tot stand kwam: het verdrag van
Rome. Daarmee zetten zij een belangrijke stap
naar de eenwording van de zes landen. Het
verdrag van Rome gaf nog slechts een alge
meen kader, om tot die eenheid te komen. Hoe
deze zaken voor bijvoorbeeld de landbouw uit
gewerkt moesten worden, was op dat moment
nog niet duidelijk. Het verdrag gaf wel de doel
stellingen maar niet de middelen aan. Als men
de landbouwdeskundigen toen gevraagd zou
hebben of zij binnen tien jaar een gemeen
schappelijke markt voor landbouwprodukten
verwachtten, dan zou men waarschijnlijk een
ontkennend antwoord gekregen hebben. Nu,
tien jaar later, voorzien we dat het gemeen
schappelijk landbouwbeleid - weliswaar pas
na grote krachtsinspanningen - over ruim een
jaar voor alle landbouwprodukten een feit zal
zijn. Dan zullen alle nationale belemmeringen
wegvallen. Het gelijkschakelen van de zes
zeer uiteenlopende stelsels en prijsverhoudin-
196
gen in vijf jaar tijds moet als een prestatie van
formaat worden beschouwd.
Als algemene uitgangspunten gold hierbij
enerzijds dat een voldoende hoeveelheid
voedsel tegen redelijke prijzen, ook in oorlogs
tijd, gewaarborgd moest zijn, en anderzijds
dat een goed inkomen voor de agrarische be
volking moest zijn verzekerd, ook al om de
investeringen, die broodnodig waren en zijn
voor de opvoering van de produktiviteit in de
voedselproduktie, op gang te houden. De in
komens van de boeren zullen moeten worden
opgebracht door de produkten op de markt;
met andere woorden, er moeten zo weinig
mogelijk subsidies gegeven worden.
Bij het tot stand brengen van de gemeen
schappelijke markt voor de diverse produk
ten, heeft men aansluiting gezocht bij de
marktsituatie van de diverse produkten. Om
een voorbeeld te noemen: voor suiker heeft
men getracht de produktie af te stemmen op
het verbruik door kwantitatieve beperkingen.