danks een vermindering van het in omloop
zijnde bankpapier met 200 miljoen gulden. Pas
medio april kwam daar even enige verande
ring in. De maandelijkse uitkeringen van het
rijk aan de gemeenten ad ruim 200 miljoen
gulden en het terugkerend bankpapier ad circa
100 miljoen gulden deden de markt naar de
ruime kant omslaan. Het grootste gedeelte van
de dure voorschotten kon door de banken
worden afgelost. Daarnaast kwamen de ban
ken op de weekstaat per 17 april voor met een
tegoed dat er niet om loog: 213 miljoen gulden!
Eigenlijk valt het in die ruimte moeilijk te ver
klaren, dat de voorschotten toch nog voor
52 miljoen gulden op de weekbalans van de
Nederlandsche Bank voorkwamen. De balans
is echter steeds een momentopname en de
mogelijkheid bestaat altijd, dat banken op een
bepaalde dag - buiten hun verwachtingen -
voor een groter dan wel voor een kleiner be
drag op hun bankrekening bij de Nederland
sche Bank gecrediteerd zijn. Dit laatste zal
deze maal wel het geval zijn geweest, aange
zien de markt rond die dag zó ruim was dat
elke geldvrager zonder enige moeilijkheid aan
zijn trekken kon komen. Met andere woorden,
veel geldgevers moesten hun geldmiddelen
renteloos bij de Nederlandsche Bank laten
overnachten.
Niet zo schommelen
Ten blijke van deze grote ontspanning op de
geldmarkt werd de daggeldrente, na sinds
23 maart op 41/2 procent te zijn gehandhaafd,
op 18 april met een vol procent verlaagd tot
3'/2 procent om een dag later zelfs op 3 pro
cent te belanden.
In de commissie die dit tarief vaststelt hebben
enkele banken bij toerbeurt zitting. De com
missie pleegt dagelijks de geldmarkt te peilen
en aan de hand daarvan te besluiten tot ver
laging, verhoging of handhaving van de dag
geldrente. Het door haar vastgestelde tarief
wordt de 'officiële' rente genoemd. Daarnaast
zien wij echter dat de marktpartijen in tijden
van grote krapte prijzen betalen die een heel
stuk hoger kunnen liggen. In tijden van grote
ruimte echter bestaat een ongeschreven regel
dat men elkaar niet onderbiedt om zijn gelden
voordeliger dan tegen de officieel vastgestel
de daggeldrente aan de man te brengen. Te
hopen is dan slechts dat de bankcommissie
nauwgezet de markt volgt en niet draalt om bij
verruiming de daggeldprijs te verlagen en hem
bij verkrapping onmiddellijk te verhogen.
Vroeger kwamen bij uitgesproken ruimte vaak
officiële rentetarieven uit de bus van 1 a 2 pro
cent. De laatste jaren zien wij dat bij een ont
spanning van de geldmarkt een daggeldrente
van 3 procent als zeer laag wordt beschouwd.
Verscheidene factoren zijn voor dit verschil
aan te wijzen. Het voornaamste punt is wel
dat de tijdsduur waarin van ontspanning spra
ke is tegenwoordig meestal zo kort is, dat de
bankcommissie bijna onmogelijk voor die paar
dagen het tarief drastisch - met bijvoorbeeld
drie a vier procent - kan verlagen. Waar enkele
jaren geleden de daggeldprijs meestal schom
melde rond 21/2 procent met enige pieken en
dieptepunten, beweegt hij zich thans rond het
niveau van 31/2 procent. Daarbij zijn de schom
melingen kleiner dan vroeger, sedert het rijk
zijn periodieke betalingen aan gemeenten
maandelijks verricht in plaats van, zoals vroe
ger, per kwartaal. Ook de maandelijks terug-
191