op de voorgrond heeft geplaatst.
Daarmee kreeg de centrale bank in steeds
sterkere mate twee gezichten; het ene wordt
bepaald door de verhouding tot de aangeslo
ten boerenleenbanken en de instellingen van
de georganiseerde land- en tuinbouw, het an
dere door de verhouding tot het overige bank
en kredietwezen. Teneinde het bancaire bedrijf
van de centrale bank goed tot zijn recht te
doen komen heeft het bestuur de laatste jaren
steeds meer gebruik moeten maken van het
delegatiesysteem, dat in artikel 16 van de gel
dende statuten van de centrale bank is neer
gelegd. Dat artikel gaat uit van delegaties van
het bestuur aan de directie gedeeltelijk onder
eigen verantwoordelijkheid van het bestuur en
gedeeltelijk buiten verantwoordelijkheid van
het bestuur. Men kan niet zeggen, dat met
toepassing van dit artikel een duidelijke af
bakening van bevoegdheden en verantwoor
delijkheden is verkregen.
Welnu, op het stuk van de regeling van de
bestuursstructuur bij de centrale bank wordt
nu voorgesteld tot een zodanige reorganisatie
te komen, dat die afbakening wel wordt ver
kregen. Tot dat doel wordt in de eerste plaats
voorgesteld, dat de directie in het bijzonder
op het stuk van het bancaire bedrijf van de
centrale bank een eigen beperkte bevoegd-
hedensfeer verkrijgt, met dien verstande even
wel, dat ten aanzien van de uitoefening daar
van richtlijnen kunnen worden gesteld door
het bestuursorgaan dat in de plaats treedt van
het huidige bestuur van de centrale bank. Dat
nieuwe bestuursorgaan zal raad van beheer
heten en de bedoelde richtlijnen vaststellen.
Het behoudt bovendien alle bestuursbevoegd
heden in de verhouding tot de aangesloten
boerenleenbanken en de instellingen van de
georganiseerde land- en tuinbouw.
Daarbij wordt het niet wenselijk geacht om
voor de eenvoudige verhouding tussen be
stuur en raad van toezicht een driehoeksver
houding in de plaats te stellen. Daarom wordt
voorgesteld, dat met handhaving van de raad
van beheer als zelfstandig bestuursorgaan, de
leden van de raad van beheer tevens ook zul
len deel uitmaken van de raad van toezicht
en dat de president van de raad van toezicht
tevens als voorzitter van de raad van beheer
zal optreden. Daarmee zijn tegelijk verschil
lende bezwaren uit de weg geruimd, die zich
op basis van de geldende statuten geopen
baard hebben met betrekking tot de samen
werking tussen bestuur en raad van toezicht.
Deze bezwaren kwamen hierop neer, dat de
statuten ervan uitgingen, dat de bestuursleden
geen recht hadden om in de vergaderingen
van de raad van toezicht aanwezig te zijn.
Dit bezwaar werd niet voldoende ondervangen
door de regeling, dat de president van de raad
van toezicht de vergaderingen van het be
stuur bijwoonde.
In de nieuwe regeling worden deze bezwaren
ondervangen door de vervlechting van de raad
van beheer en de raad van toezicht voorzoveel
165