van rente en aflossing. De verslechtering van de conjuncturele situatie, die zich in 1966 in verschillende bedrijfstakken heeft geopen baard, is ook tot uitdrukking gekomen in ver schillende sectoren van de land- en tuinbouw. Wij hebben weer ervaren, dat meer uitzettin gen niet alleen een bron kunnen zijn van ho gere rente-inkomsten, doch ook een oorzaak van toenemende risico's. Ook daarom is het van zo groot belang, dat boerenleenbanken en centrale bank hun reserves weten op te voeren in overeenstemming met de toeneming van de risico's. Ogenschijnlijk is het bij de boeren leenbanken tegen het einde van het verslag jaar met de betaling van rente en aflossing op de uitstaande voorschotten nog wel meege vallen. De werkelijke positie wordt echter ge flatteerd, doordat vele cliënten rente en aflos sing op opgenomen voorschotten slechts kon den betalen door krediet in lopende rekening op te nemen. Tegen het einde van het jaar gaven dan ook de debetsaldi in lopende reke ning bij de boerenleenbanken een aanzienlijke stijging te zien. Alles bij elkaar moeten wij vaststellen dat wij het nieuwe jaar niet zonder zorgen zijn inge gaan. De algemene conjuncturele situatie is nog steeds niet gunstig. In het jaarverslag van de Nederlandsche Bank lees ik op bladzijde 104 dat de Bank bij de samenstelling van het jaarverslag uitgegaan is van het vermoeden, dat het financieringstekort van het rijk, dat eerder op een miljard gulden werd geraamd, veeleer de orde van grootte van anderhalf miljard zal benaderen. Inmiddels heeft de nieu we minister van Financiën bekendgemaakt, dat het financieringstekort voor 1967 kan wor den gesteld op twee miljard. Ook de ontwik keling van de betalingsbalans is in de eerste maanden van dit jaar teleurstellend geweest. Merkwaardig is, dat de verhouding tussen in- en uitvoer niet ongunstig was. Daartegen over staat evenwel, dat wij steeds meer aan het buitenland moeten betalen terzake van dienstverlening, onder meer in het reisverkeer. Deze ontwikkeling kan slechts worden recht getrokken door een verhoogde exportinspan ning van landbouw en industrie. Maar de om standigheden zijn er helemaal niet naar om de noodzakelijke verhoging van de exportinspan ning te kunnen realiseren. De kostenfactor speelt hierbij een steeds grotere rol. Wij moe ten vrezen, dat de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven door de voortgaan de kostenstijging wordt verzwakt. De door de president van de Nederlandsche Bank gege ven waarschuwing ten aanzien van de beheer sing van het kostenpeil is dan ook alleszins op zijn plaats. Het Nederlandse bedrijfsleven kan niet verder interen op de winstmarges dan het in het verleden reeds heeft gedaan. Onge twijfeld zal ook de land- en tuinbouw zich gaar ne inzetten voor een verhoogde exportinspan ning, maar dan moeten daartoe ook de moge lijkheden worden geboden. Hierbij denk ik niet in de laatste plaats aan ruimere mogelijkheden tot zelffinanciering van de verdere modernise ring en rationalisering van de bedrijven, die ongetwijfeld noodzakelijk zijn. Vooruitzicht Het staat wel vast, zoals ook de voorzitter van deze algemene vergadering heeft gezegd, dat in 1967 en ook in 1968 een behoedzaam beleid noodzakelijk is. Dat geldt ook voor onze 161

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 23