profijt hebben kunnen trekken van de verdere
toeneming van hun middelen in de eerste
plaats en voorts van de stijgende rentemarge.
Deze is in indexcijfers, uitgedrukt in de jaren
1961 t/m 1965, gestegen van 100 tot 126; bij de
centrale bank van 100 tot 109. Ook in 1966 is
de rentemarge zowel bij de boerenleenbanken
als bij de centrale bank verder verbeterd.
Onze boerenleenbanken hebben dan ook het
jaar 1966 kunnen afsluiten met gunstige be
drijfsresultaten.
Weer is het gelukt om in het jaarverslag zowel
een balans als een resultatenrekening van de
gezamenlijke boerenleenbanken op te nemen.
In de resultatenrekening beloopt het totale be
drag van extra-afschrijvingen op gebouwen en
inventaris plus de toevoeging aan diverse re
serves, vermeerderd met de nettowinst, een
bedrag van 24 miljoen. Voor 1965 beliep het
overeenkomstige resultaat 20 miljoen. Het
nettobedrijfsresultaat van de gezamenlijke
banken is derhalve f 4 miljoen hoger dan in
1965. Daarmee kunnen de reserves van de
boerenleenbanken worden versterkt. Dat is
ook hard nodig, want tegenover een totale re
serve van de aangesloten boerenleenbanken
ad f 63 miljoen staat een bedrag aan gebou
wen en inventaris op de balans van ruim 43
miljoen. Deze balanspost betreft hoofdzakelijk
de nieuwbouw, die in de laatste jaren door
vele boerenleenbanken tot stand is gebracht.
Het is gebleken, dat de nieuwbouw een bron is
geweest van nieuwe krachten en ontwikkelin
gen in ons boerenleenbankwezen. Daarbij is
het van groot belang, dat onze boerenleenban
ken in staat zijn om gemiddeld deze nieuw
bouw in tien jaar af te schrijven. Wij twijfelen
er niet aan, dat onze boerenleenbanken ook
bij voortgaande nieuwbouw deze afschrijvings-
politiek zullen blijven voortzetten.
Exploitatie centrale bank
Ondanks de renteverhoging in de loop van
1966 over de tegoeden van de boerenleenban
ken bij de centrale bank zag ook de centrale
bank de rentewinst stijgen. Deze verbetering
is in het afgelopen jaar door twee oorzaken
beïnvloed. In de eerste plaats waren er voor
delige mogelijkheden om gelden op korte ter
mijn hoogrentend uit te zetten. Een actieve
directie heeft hiervan dankbaar gebruik ge
maakt. Daarnaast is er een lichte verschuiving
tot stand gekomen tussen het gedeelte van de
tegoeden van de boerenleenbanken dat bij
de centrale bank laagrentend uitstaat en het
gedeelte dat hoogrentend uitstaat. Alnaarge-
lang de eigen uitzettingen van de boerenleen
banken relatief stijgen, neemt het laagrentend
gedeelte van deze tegoeden relatief toe. Dit is
een gezonde wisselwerking tussen centrale
bank en aangesloten banken. Voor de aange
sloten banken is het uit een oogpunt van be
drijfsresultaten altijd aantrekkelijker om rela
tief meer uitzettingen te hebben. Het voordeel
daarvan is veel groter dan het nadeel van de
159