middelenaanwas, ook over de bedrijfsresulta ten van de boerenleenbanken mogen wij niet ontevreden zijn. Het verschil tussen de door de boerenleenbanken gekweekte en betaalde rente, is weer toegenomen. Ook de expansie heeft tot verbeterde bedrijfsresultaten bijge dragen. Daardoor zijn de boerenleenbanken in staat geweest hun dienstbetoon steeds meer te verbeteren. Grote dank zijn wij daar voor verschuldigd aan het bedienend perso neel onder leiding van onze kassiers/directeu ren. Allen zijn erop uit om, met behulp van de voorlichtings- en opleidingsmogelijkheden die door de centrale bank worden geboden, de kwaliteit van het dienstbetoon op te voeren. Concentratie In het algemeen konden de ook bij de boe renleenbanken sterk gestegen kosten ruim schoots worden goedgemaakt door de stijging van de rente- en provisiebaten. Voor de aller kleinste boerenleenbanken, waaronder zouden kunnen worden verstaan banken die nog niet over een bedrag van twee miljoen gulden aan werkkapitaal beschikken en ook geen vooruit zicht bieden om spoedig dat bedrag te berei ken, wordt het bestaan echter moeilijker. Er begint zich dan ook met name bij deze banken een tendens tot concentratie te openbaren. Deze ontwikkeling kan als gunstig worden be schouwd. Ook in het boerenleenbankwezen hebben wij een zekere schaalvergroting nodig. In het verslagjaar kwamen drie fusies van der gelijke kleine boerenleenbanken tot stand. Daarnaast wordt nogal eens de vraag gesteld of ook niet een nauwere samenwerking gebo den zou zijn tussen de beide centrale land bouwkredietorganisaties. Sommigen vrezen verspilling, indien binnen een beperkte kring dure bankgebouwen worden gesticht door boerenleenbanken die tot verschillende land bouwkredietorganisaties behoren. Daarover kan in het algemeen worden opgemerkt, dat in het verleden gebleken is, dat een zekere wedijver gunstig heeft gewerkt op de groei en expansie van de landbouwkredietbanken in ons land. Die concurrentie bevordert ook het efficiënt werken. Het zou dan ook wel eens kunnen zijn, dat een fusie van een boeren leenbank en een raiffeisenbank meer nadelen dan voordelen zou opleveren, ook al omdat de mogelijkheden van kostenbesparing in derge lijke gevallen dikwijls tegenvallen. Ook zou zo'n concentratie wel eens een uitnodiging kunnen betekenen voor een andere bankin stelling om zich ter plaatse te komen vestigen. Daarbij moet ook in aanmerking worden ge nomen, dat onze boerenleenbanken diep wor tel hebben geschoten in de plaatselijke ge meenschap en daardoor een eigen sfeer bezit ten, die de leden en cliënten sterk aanspreken. Het is lang niet zeker, dat die sfeer bij fusie behouden kan blijven. Leden- en klantenver- lies zou daarvan het gevolg kunnen zijn. Ook zou het onjuist zijn dergelijke fusies al leen op grond van plaatselijke omstandighe den te beoordelen zonder rekening te houden met het geheel van de landbouwkredietorga nisatie. Iedere boerenleenbank ontleent nu eenmaal goeddeels haar kracht aan de samen werking in een groot geheel. Wij zijn daarom van mening, dat de wenselijkheid en de nood zaak om plaatselijk tot grotere samenwerking te komen, getoetst moeten worden aan samen werkingsvormen of vestigingsregelingen, die voor het geheel van de beide landbouwkrediet- 152

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 14