wellicht niet onmiddellijk door iedereen goed
zal zijn begrepen. Op pagina 7 linkerkolom
wordt namelijk gesteld, dat het financierings
probleem voor een aantal bedrijven steeds
nijpender geworden is in de loop van het jaar,
niet alleen vanwege de hoge rente maar ook
vanwege de beperkingen waaraan de banken
gebonden waren. En dan vervolgt het jaarver
slag: terwijl de banken verhinderd werden
inflatie te bedrijven, deed echter de overheid
een groot beroep op inflatoire financiering,
omdat de kapitaalmarkt onvoldoende middelen
te bieden had in vergelijking met de grote
dekkingsbehoeften van rijk en gemeenten.
Ware dit niet gebeurd - en nu komt de
uitspraak, die velen wellicht merkwaardig aan
doet - 'dan zou er wellicht een financiële crisis
zijn uitgebroken'. Was inderdaad in 1966 het
gevaar van een financiële crisis zo nabij?
Het antwoord kan zonder meer 'ja' zijn. Wij
vinden deze uitspraak bevestigd in het zojuist
verschenen jaarverslag van de Nederlandsche
Bank. Daar wordt evenals in het vorig jaarver
slag opnieuw gesproken over de voortgaande
overbesteding in de jaren 1964 t/m 1966. Er
heeft een grotere besteding plaatsgevonden
dan verantwoord was in verhouding tot de
nationale produktie.
Uitdrukkelijk wordt daar gesteld, dat die over
besteding niet ten goede is gekomen aan het
bedrijfsleven. Zij vond plaats in de woning
bouw, voorts in de overheidsinvesteringen,
maar vooral in de consumptieve bestedingen
van de overheid. Hieruit is een bestedingsin
flatie voortgevloeid, die gepaard ging met een
geldschepping, die eveneens haar grondslag
vond in de financieringsmethodiek van de
overheid. In het jaarverslag van de Nederland
sche Bank wordt dan ook gesteld, dat ondanks
het gevoerde kredietbeperkingsbeleid in het
jaar 1966 door het financieringsgedrag van de
overheid een zodanige geldschepping plaats
vond, dat daarmee de overmatige besteding
van de overheid kon worden gefinancierd.
En dan volgt de uitspraak, die geheel parallel
loopt met de vaststelling in ons jaarverslag:
die geldschepping, of met andere woorden die
liquiditeitscreatie, was tot op zekere hoogte
onvermijdelijk, wilde een liquiditeitscrisis wor
den voorkomen.
Maar weinigen zullen hebben beseft, dat wij
in de loop van het vorig jaar aan de rand van
een liquiditeitscrisis hebben geleefd, waarvan
heel wat meer bedrijven het slachtoffer had
den kunnen worden dan thans reeds het geval
is geweest. Enerzijds leverde de inflatoire fi
nanciering, het middel waarmee de prijsstij
ging kon worden voortgezet, anderzijds kon
door diezelfde financieringsmethode de ramp
van een liquiditeitscrisis worden bezworen.
Maar de hardnekkige prijsstijging is een ver-
148