ging was geen lang leven beschoren, want drie dagen later werd het tarief weer ver hoogd tot 5 procent. Reden hiervoor was de geldverslindende februari-ultimo. De bank- biljeitenomloop steeg met niet minder dan 400 miljoen gulden. Dit betekende een grote aderlating voor de banken, die echter nog tijdig voor een groot deel geholpen werden door forse betalingen van het rijk. Zo ging er ongeveer 70 miljoen gulden van de schatkist naar de provincies inzake wegengeld en ruim 200 miljoen gulden naar onder meer het onderwijs. Problemen voor de banken Deze steun was voor de banken nog niet vol doende. Zij zagen zich genoodzaakt om voor 125 miljoen gulden aan voorschotten op te nemen, waardoor deze rekening op 144 mil joen gulden kwam. Volgens de cijfers van de Nederlandsche Bank per einde februari was het saldo van de banken daarbij nog met 12 miljoen gulden teruggelopen tot 32 miljoen gulden. Voor wat betreft de strafdepositover- plichtingen was dit saldo ruimschoots vol doende. Volgens mededeling van de Neder landsche Bank was de overschrijding van de kredietnorm per einde december zo gering dat de banken gedurende de periode van 15 februari tot 14maartgemiddeldperdag slechts 2 miljoen gulden als renteloos saldo behoef den aan te houden. Deze verplichting bsliep in de overeenkomstige periode van het vorig jaar 113 miljoen gulden! Begin maart maakte de Nederlandsche Bank bekend dat de collectiviteit van banken vol gens de cijfers aan het einde van de maand januari de vastgestelde norm voor de toe laatbare kredietexpansie niet hadden over schreden. Dit hield uiteraard niet in dat alle banken afzonderlijk binnen de gestelde norm waren gebleven. Voor de Nederlandsche Bank is echter bepalend het gedrag van de geza menlijke banken. Sedert de instelling van de kredietbeperkingsmaatregelen in oktober 1934 was het nog niet voorgekomen dat de gezamenlijke banken binnen de gestelde gren zen bleven. Wel viel sinds enige tijd waar te nemen dat de overschrijding minder werd. De maandelijks aan te houden strafdeposito's werden zodoende steeds lager. Het in de eerste dagen van maart terugke rende bankpapier kon de geldmarkt niet ver ruimen. Voor 140 miljoen gulden kwam op deze wijze aan de geldmarkt ten goede. Daar entegen vloeide voor minstens 400 miljoen gulden aan belastingbetalingen naar de schat kist. Geen wonder dus dat de banken de dure hulp van de Nederlandsche Bank niet konden mis sen. Per 6 maart beliep hierdoor de totale schuld uit hoofde van voorschotten en reke ning-courant 335 miljoen gulden. Medio maart: discontoverlaging Aan deze krappe situatie kwam pas rond 15 maart een einde. De inkrimping van de benk- biljettenomloop alsmede de maandelijkse uit kering aan gemeenten verruimden de markt dusdanig dat op dezelfde dag de daggeldren te werd verlaagd tot 4 procent om even later op 31/2 procent te belanden. Pas gedurende de laatste dagen van maart, toen de ultimofinan- ciering zich deed gelden, trad weer een be hoorlijke verkrapping in. Het Agentschap van het ministerie van Finan- 127

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 53