Rede van de heer F. van Vliet
BURGEMEESTER VAN EINDHOVEN
Vreugde voor bank en stad
Ik meen dat ik niet teveel beweer als ik zeg,
dat de ingebruikneming van het nieuwe bank
gebouw, dat de architecten Kraaijvanger en
De Bever in de onmiddellijke nabijheid van de
TH-gebouwen hebben neergezet, niet alleen
voor het bestuur en de directie, voor de aan
gesloten boerenleenbanken en het personeel
van de Coöperatieve Centrale Boerenleen
bank, een heugelijke gebeurtenis is, maar ook
voor de stad Eindhoven. Ik mag dan ook wel
beide partijen van harte met deze ingebruik
neming gelukwensen.
In de eerste plaats gaat mijn felicitatie uiter
aard uit naar de exploitanten van dit bankge
bouw. Voor die felicitatie zijn verschillende
motieven.
Vooreerst dat hier een belangrijk en groot
bouwwerk tot een goed einde is gebracht.
Het naoorlogse bouwen is een moeilijke en
ingewikkelde affaire. Er moeten veel barrières
genomen worden, alvorens met het eigenlijke
bouwen kan en mag worden begonnen. En
uiteindelijk op gang zijnde, plegen vele on
voorziene omstandigheden de voortgang van
de bouw te bruuskeren. En zo is wel te begrij
pen, dat, terwijl al in 1956 opdracht tot het
maken van een schetsplan voor het bankge
bouw werd verleend, eerst in december 1962
met het grondwerk kon worden begonnen. En
het moest 1967 worden alvorens de voltooiing
een feit werd.
Een proces van lange adem dus, maar daarom
juist te meer reden tot vreugde, nu het is vol
bracht en vooral nu het resultaat niet anders
dan tevredenheid, ja bewondering vermag te
wekken.
Dat laatste is dan een tweede reden voor
het uiten van een gelukwens. Wat met steen,
beton en ander materiaal is tot stand gebracht,
wedijvert in architectonische schoonheid met
de gebouwenreeks van de TH; het is in op
zet en functie een harmonieus en geslaagd ge
heel.
Derde reden tot gelukwens is, dat het nieuwe
gebouw een zo treffend symbool is van de ge
zonde, snelle groei en ontwikkeling van het
Coöperatieve Centrale Boerenleenbankbe-
drijf. Een groei en ontwikkeling, die hun oor
sprong hebben gevonden in de kracht van de
Nederlandse landbouw, maar in latere jaren,
92