vraagden achterliet. Want op grond van deze herinnering zullen zij wellicht eens tot aan koop van het geadverteerde artikel overgaan. Dat zal niet gebeuren omdat men de adverten tie of brochure zo mooi vond. Ons nieuwe re clamemedium de televisie levert van deze her- inneringswaarde een frappant voorbeeld. Wie gezien heeft hoe de heer Homburg zijn fijne vleeswaren aanprijst kan moeilijk beweren dat dit op subtiele wijze gebeurde. Na vier weken televisiereclame wist het merendeel van de ondervraagde mannen en vrouwen zich ech ter deze reclame het best te herinneren. Het zal duidelijk geworden zijn, dat aan de mening van enkelen over de vormgeving van een reclameboodschap weinig of geen waar de gehecht kan worden. In bepaalde geval len is de mening ook niet geheel objectief om dat men niet telkens de reclamechef - toch al, naar velen menen, een geplaagd man - voor het hoofd wil stoten. Dat is een vriendelijke geste die zonder enige uitwerking zal blijven als de goede man althans zijn taak op de juiste wijze weet te vervullen. Een ander belangrijk facet is het reclamebe- leid. Hier wordt men telkens weer geconfron teerd met het misverstand dat ertoe leidt dat iedere medewerker in een bedrijf regelmatig erop wijst, dat een reclamestunt voor een be paald artikel toch wel broodnodig is. 'Als je eens ziet wat de concurrent doet!' Men ver geet dan dat bij de concurrent eenzelfde me ning wordt verkondigd ten opzichte van het eigen bedrijf. Hoeveel geld de reclame mag kosten wordt ieder jaar door de leiding van de onderneming vastgesteld als onderdeel van het gehele beleid. Om een juist oordeel daarover te kunnen vormen zou men dat ge heel moeten kunnen overzien. Vanzelfspre kend betekent dit niet dat ieder idee van een ander uit het bedrijf met een schouderopha len zal worden afgedaan. Maar men moet zich wel realiseren dat niet alle ideeën goed zijn en bovendien dat niet ieder goed idee direct verwezenlijkt kan worden. Wat ten aanzien van de reclame geldt voor een handelsbedrijf of industrieel bedrijf geldt in onverminderde mate ook voor het bankbe drijf. Het moge waar zijn dat bankdiensten niet reëel zijn uit te beelden; ook het bank bedrijf zal zijn diensten moeten verkopen te midden van vele concurrenten. Daarbij zal de bedrijfsoutillage en de deskundigheid van de bankfunctionaris een zeer grote rol spelen. Maar om het publiek te doen weten wat er geboden wordt kan ook de bank de reclame niet ontberen. Voor onze organisatie met 596 zelfstandige banken komt daar nog bij dat wij aan het publiek overal eenzelfde gezicht moe ten tonen. Dat betekent niet dat alle boeren leenbankgebouwen eenzelfde architectuur zullen moeten krijgen. Wel dat de reclame zo danig wordt gevoerd, dat de boerenleen bank zich door heel Nederland op dezelfde wijze presenteert. 59

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 21