isïeclam<z_? Geschat wordt, dat het Nederlandse bedrijfs leven in 1966 meer dan een miljard gulden aan reclamekosten heeft besteed. De hoogte van dit bedrag vormt geen aanleiding om de discussie omtrent de noodzaak van reclame nog eens te openen. Het Nederlandse publiek kon kennis nemen van een veelheid van arti kelen waarbij het werd voorgelicht over het nut, het gebruik en de voordelen van datgene wat het wilde aanschaffen voor de verhoging van het leefgenot. Dat deze aanschaffingen door de reclame duurder zouden zijn dan no dig was is een praktisch door iedereen verla ten stelling. De uitzonderingen, die zich voor gedaan hebben en nog voordoen zijn slechts een bevestiging van de regel, dat reclame on misbaar is geworden. Over de wijze waarop de reclame moet wor den gevoerd kan men van mening verschillen. Dat wordt dan ook dagelijks gedaan. Berede neerd en zakelijk ofwel verhit en met luider stemme, alnaargelang het temperament van degenen die zich ter discussie hebben neer gezet. Daarbij worden dan twee stelregels ge makshalve niet in het geding gebracht. De eerste regel is, dat degene die de reclame boodschap visueel gestalte moet geven geen wondermens is die doorlopend topprestaties levert. Hij kan een, misschien ook twee, uit stekende advertentiecampagnes maken in een jaar. Dan moet hij op adem komen. Aannemen dat hij gewoon doorgaat is hetzelfde als van een atleet verwachten dat hij, na het record op de 100 meter te hebben gebroken, ook meteen de 200 meter erbij neemt. De tweede stelregel is van nog meer belang, maar er wordt bij voortduring tegen gezon digd. Het doel van elke reclameboodschap is: verkopen. Daarop moet de boodschap gericht

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 18