THOMASVAER: De boerenleenbank? Hoe kom je d'r eigenlijk bij? PIETERNEL: Dat weet ik uit de beste bron die hier op aard bestaat: Ik heb met eigen oog gezien, dat er de naam op staat! En ik moet zeggen: ik beschouw zo'n toren, hoog en rank, En heel zo'n marmeren tegelwand, als image van de bank! THOMASVAER: Het schijnt ons niet zo slecht te gaan, er wordt nog veel geleend, En 't openen van een nieuwe bank, daar zijn we in getraind! PIETERNEL: De volksmond heeft mij al verteld, er zou een lift in zitten. En nog wel een met telefoon: da's leuk voor lange ritten! Wat denk jij van het tempo, waarmee die dingen gaan? Dat lijkt me wel belangrijk, om niet te lang te staan. THOMASVAER: Oh het tempo! Bedoel je dat! Wees daarvoor maar niet bang! Je staat op drie en wilt naar elf, dus lopen duurt te lang. Dan gaat 't zo: je drukt op 't knopje, het wandlicht flikkert aan, Dat ding wil daarmee zeggen: je kunt maar beter gaan! Je gaat dus naar het trappenhuis en wandelt zo naar zeven, Want daar komt zó de lift langs, ze wacht al op je, even. Daar stap je dan de liftkooi in, je drukt op het knopje 'elf', De deuren schuiven dicht, dat gaat welhaast vanzelf. En voor je 't dan weer goed beseft, sta je, met open mond, Bij de ingang op het noorden, op de begane grond! PIETERNEL: Och het zal wel allemaal waar zijn, al snap ik 't maar net, Ja bijna zou ik zeggen, schud 't mij maar in de pet! THOMASVAER: Toch is een lift maar griezelig, en 't is een vraag voor mij: Wanneer zo'n ding te hard vliegt, dan snor je het dak voorbij!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 8